schooltaalwoorden 1 t/m 10

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Nederlands - schooltaalwoorden

1 tot en met 10

Leerdoelen

Schooltaalwoorden

• Ik weet de betekenis van het schooltaalwoord.
• Ik kan het schooltaalwoord in een zin zetten.
• Ik kan een zin maken met een schooltaalwoord. 
  
• Ik kan het schooltaalwoord schrijven.

 

Uitleg

We oefenen met de schooltaalwoorden 1 t/m 10.

 

Welke drie schooltaalwoorden ken je al?

Waarom moet je schooltaalwoorden leren?

1. schooltaalwoorden zijn moeilijk
2. schooltaalwoorden lees je in de schoolboeken en toetsen van mbo-Entree
3. schooltaalwoorden zijn gemakkelijk
4. schooltaalwoorden

Wat betekent: afkorting ?

1. een woord in het kort
2. bijvoorbeeld
3. te weinig
4. de grootte

Wat betekent: gebruikelijk ?

1. duidelijk maken
2. zoals iets meestal gebeurt
3. onderbouwen
4. vooral, voornamelijk, het meeste

Wat betekent: aangeven ?

1. een onbekende persoon leren kennen
2. er komt niet meer daarna
3. onderbouwen
4. duidelijk maken

Wat betekent: een gebrek aan ?

1. bijvoorbeeld
2. de grootte van iets
3. te weinig
4. duidelijk maken

Wat betekent: ca. ?

1. bladzijde
2. bijvoorbeeld
3. te weinig
4. circa = ongeveer

Welk woord past in deze zin?

De docent ..... ... dat de leerling de telefoon in de telefoontas moet doen.

Welk woord past in deze zin?

Er is ... ........ ... computermuizen in klas C.

Welk woord past in deze zin?

Het is ............. om 'mevrouw' of 'meneer' te zeggen tegen een docent.

Welk woord past in deze zin?

Een ............ is een woord in het kort.

Betekenis: bijvoorbeeld

Wat is de afkorting?

Betekenis: bladzijde

Wat is de afkorting?

Betekenis: door middel van = door te

Wat is de afkorting?

Betekenis: onderbouwen

Wat is het woord?

1. te weinig
2. baseren op
3. circa
4. het formaat

Betekenis: de grootte

Wat is het woord?

1. te weinig
2. baseren op
3. circa
4. het formaat

Je ziet een zin met: aangeven
Welke zin is goed?

1. De docent geeft aan

Wat is het tegenovergestelde van: ?

Wat is het synoniem (ander woord) voor: ?

Welke zin is goed?

1. De docent geeft aan: pak je laptop.
2. De docent baseert op: pak je laptop.
3. De docent een gebrek aan: pak je laptop.
4. De docent blz.: pak je laptop.

Welke zin is goed?

1. De docent geeft aan: pak je laptop.
2. De docent baseert op: pak je laptop.
3. De docent een gebrek aan: pak je laptop.
4. De docent blz.: pak je laptop.

Welke zin is goed?

1. Op ISK Oss bv. 100 leerlingen.
2. Op ISK Oss blz. leerlingen.
3. Op ISK Oss zitten ca. 100 leerlingen.
4. Op ISK Oss d.m.v. 100 leerlingen.

Maak een zin met deze woorden:
de woorden - blz. 5 - lees - op

Welk woord past in de zin?

Het ........... van dit papier is A4

1. formaat
2. blz.
3. gebruikelijk
4. afkorting

Hoeveel schooltaaalwoorden ken je nu?

1. 0
2. ca. 4
3. ca. 7
4. ca. 10

Geef jezelf een beoordeling. Hoe ging het?

1. niet goed
2. voldoende
3. ruim voldoende
4. goed

Hoe vond je de les?

1. moeilijk
2. wel oké
3. makkelijk
4. te makkelijk

Einde

Bedankt voor jouw antwoorden.

Goed gewerkt!