1.1 (1e deel) Het leven van de jager-verzamelaars

Jagers-verzamelaars
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Jagers-verzamelaars

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Vandaag leren we de jagers - verzamelaars leefden en kun je voorbeelden geven van hun middelen van bestaan.

We leren wat zelfvoorzienend betekent en je kunt voorbeelden geven van de werktuigen uit de tijd van de jagers en verzamelaars.

Slide 2 - Slide

Wat weten jullie van jagers-verzamelaars?

Slide 3 - Mind map

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo

Slide 4 - Slide

Tijdvak van jagers en boeren
Middel van bestaan: Manier om aan voedsel te komen

Nomaden: Rondtrekkend persoon, zonder vaste woonplaats

Jagers-verzamelaars trokken verder wanneer het voedsel op was

Slide 5 - Slide

Jager-verzamelaars
  • Leven van de natuur

  • Mannen: jagen (ook: vissen)

  • Vrouwen: verzamelen van bessen, noten enz.

Slide 6 - Slide

Jager-verzamelaars
  • Leven in kleine groepen (ongeveer 30-50 mensen)

  • Geen vaste woonplaats: nomaden

  • Trekken achter hun eten aan
  • Eenvoudige woningen: hutten/grotten

  • Weinig bezittingen

Slide 7 - Slide

Oorzaak en gevolg.
  • Leefden voor een groot deel van de jacht.
  • Dieren trokken verder als het voedsel op was.
  •  Jagers verzamelaars trokken achter de dieren aan.
  • Gevolg: Geen vaste woonplaats!

Slide 8 - Slide

Waarom hadden de jagers - verzamelaars geen vaste woonplek?

Slide 9 - Open question

Samen lezen
"Zelfvoorzienend"


blz 14

Slide 10 - Slide

Zelfvoorzienend
Zelf zorgen voor alles wat nodig is om te leven

Slide 11 - Slide

Jagers-verzamelaars.
Vaardigheden voor 50.000 v.C.: 
  1. Vuur maken
  2. Grove stenen werktuigen maken. 

Slide 12 - Slide

Jagers-verzamelaars. 
Vaardigheden na 50.000 v.C.: 
  • Ingewikkelder werktuigen maken om mee te jagen: Ingewikkelder werktuigen bestaan uit meerdere onderdelen. 
  • Zij gingen wapens maken. 
  • Zij naaiden kleding en maakten tenten. 
  • Zij gingen kleine beeldjes maken. (Kunst)

Slide 13 - Slide

wanneer ben je zelfvoorzienend?

Slide 14 - Open question

Wat ga je doen? (huiswerk)
https://www.lessonup.com/nl/lesson/AimyAWL69nsGNFZDb?utm_source=app&utm_campaign=shared-lesson-app&utm_content=1662373333168&utm_medium=shared-link

Slide 15 - Slide