Leg je huiswerk (opdracht 2 blz 104) op de hoek van je tafel.
Slide 4 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk bespreken
- Herhaling theorie
- Terugblik vorige lessen
- Werken aan de opdracht
Slide 5 - Slide
Huiswerk: opdracht 2 blz 104
Slide 6 - Slide
Chronologisch verband
Dit verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
Signaalwoorden die hierbij horen:
Vroeger, later, nu, eerst, daarna...
Jaartallen en data
Slide 7 - Slide
Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.
Signaalwoorden die hierbij horen:
Ten eerste, om te beginnen, verder, ook, en, niet alleen ...
Liggende streepjes (-), getallen of 'dots'
Slide 8 - Slide
Tegenstellend verband
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd.
Signaalwoorden die hierbij horen:
Maar, tegenover, toch, echter, hoewel, ondanks dat, aan de ene kant ... aan de andere kant
Slide 9 - Slide
Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
Signaalwoorden die hierbij horen:
Bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou
Slide 10 - Slide
Terugblik vorige lessen
Schrijf een kort verhaal over jouw weekend. Gebruik in jouw verhaal minimaal 4 signaalwoorden van de verbanden die je hebt geleerd.
4 minuten de tijd
Slide 11 - Slide
Tekst 5 op bladzijde 107
Slide 12 - Slide
Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 4 (bladzijde 106)
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? 10 minuten
Wanneer? Huiswerk voor 4 april
Vragen? Wacht met stellen totdat ik langs loop
Klaar? Werk verder aan ander huiswerk of lees uit je leesboek
Slide 13 - Slide
Wat weet ik?
Schrijf voor jezelf op:
Kies twee verbanden (maakt niet uit welke). Maak een zin waarin een signaal woord van dat verband in staat. Je schrijft uiteindelijk dus twee zinnen op.
Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
Slide 14 - Slide
Huiswerk
Opdracht 4 (Lezen H4 - blz 106) moet op maandag 4 april 2022 af zijn.