Thema 5 - les 9 - woordenschat internet

lesdoel
Ik leer woorden bij het blok internet. en ik leer
 hoe je de betekenis van een onbekend woord kunt ontdekken.
1 / 33
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

lesdoel
Ik leer woorden bij het blok internet. en ik leer
 hoe je de betekenis van een onbekend woord kunt ontdekken.

Slide 1 - Slide

we gaan lezen

Slide 2 - Slide

bijbehorend(e)
iets wat erbij hoort of wat erbij past
Als je een werkstuk maakt over een schorpioen,  dan bestaat die niet alleen uit tekst. De bijbehorende filmpjes en foto's zijn ook van groot belang.

Slide 3 - Slide

chatten
met iemand praten via 'internet'. Je typt dan een tekst in op je computer die direct door een ander te lezen is.
ik chat
ik chatte
ik heb gechat

Slide 4 - Slide

het computervirus
Een programma dat bestanden op je computer verandert en kapot maakt.
Open nooit zo maar een bijlage in jouw mail. Dat kan van een hacker zijn, waardoor jij een computervirus op je computer installeert.

Slide 5 - Slide

de elektronische snelweg
het internet
Internet wordt een elektronische snelweg genoemd, omdat  op hoge snelheid informatie wordt gezocht en verwerkt.

Slide 6 - Slide

het individu
Eén persoon.
Elk mens is een individu en daarom anders dan alle andere mensen.
Elk individu is anders. Dus dat betekent dat een individu één mens is.

Slide 7 - Slide

het netwerk
de verbindingen tussen veel computers of tussen mensen
Vroeger waren computers heel traag. Toen was het netwerk, nog heel klein. Nu zijn er heel veel computers met elkaar verbonden. Het netwerk is nu groot en de computer is niet meer traag.

Slide 8 - Slide

onbewust
iets doen of voelen zonder erbij na te denken.
Ik bijt op mijn nagels. Dat is een gewoonte geworden en ik doe dat dus onbewust.

Slide 9 - Slide

het onderscheid
het verschil


Pas op waar jij je gegevens achterlaat op internet. Het onderscheid tussen veilige en onveilige websites is niet altijd duidelijk.

Slide 10 - Slide

surfen
1. Zoeken op internet zonder vast plan.
2. Op een plank in de golven.
Ik surf
Ik surfte
Ik heb gesurft
Heb jij wel eens op een plank of op internet gesurft?

Slide 11 - Slide

in tegenstelling tot
i.t.t.
Niet hetzelfde als, anders dan was gedacht
In tegenstelling tot een olifant is een muis juist heel klein.

Slide 12 - Slide

virtueel
iets wat niet echt bestaat of niet echt aanwezig is,
denkbeeldig
In een virtuele wereld kun je heel anders zijn dan in de echte wereld. Je ziet er anders uit en kunt dingen die je normaal gesproken niet kunt.

Slide 13 - Slide

het weblog
een dagboek op internet, dat andere mensen kunnen lezen.
zou jij liever een echt dagboek hebben waar je in moet schrijven. Of maak je liever een weblog, waarbij je niet alleen tekst, maar ook filmpjes en foto's kunt plaatsen?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Vind je de betekenis in een voorbeeld, in een tegenstelling of in een plaatje?
Een ander gevaar is een computervirus. Als je dat op je scherm krijgt, kan dat virus allerlei gegevens vernielen.
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een plaatje

Slide 16 - Quiz

Vind je de betekenis in een voorbeeld, in een tegenstelling of in een plaatje?
De elektronische snelweg bestaat uit een netwerk van computers die met elkaar verbonden zijn, zoals je op het plaatje kunt zien.
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een plaatje

Slide 17 - Quiz

Vind je de betekenis in een voorbeeld, in een tegenstelling of in een plaatje?
Na de vakantie kun je je vriendschap voortzetten door samen te chatten via de computer. Dan hoef je dus geen brief te schrijven of te mailen.
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een plaatje

Slide 18 - Quiz

Wat moet je doen?
Je kunt de betekenis van een belangrijk woord niet in de tekst vinden.
A
je raad de betekenis
B
je zoekt het op in het woordenboek

Slide 19 - Quiz

Wat betekent het woord?
een persoon
A
het weblog
B
het netwerk
C
het individu
D
het computervirus

Slide 20 - Quiz

Wat betekent het woord?
zoeken op internet
A
surfen
B
het netwerk
C
chatten
D
het computervirus

Slide 21 - Quiz

Wat betekent het woord?
een programma dat gegevens vernietigt.
A
surfen
B
het netwerk
C
chatten
D
het computervirus

Slide 22 - Quiz

Wat betekent het woord?
Een dagboek op internet
A
onbewust
B
het netwerk
C
chatten
D
het weblog

Slide 23 - Quiz

Wat hoort bij elkaar?
onbewust
chatten
het netwerk
Met iemand praten via de computer.
Computers die aan elkaar gekoppeld zijn.
Iets doen zonder erbij na te denken.

Slide 24 - Drag question

Welk woord hoort in de zin?
Zonder dat ik het in de gaten had, ben ik ........... links afgeslagen in plaats van rechts.
A
in tegenstelling tot
B
onderscheid
C
onbewust
D
hoort bij

Slide 25 - Quiz

Welk woord hoort in de zin?
In plaats van te bellen,  ........... ik met mijn vriendin.
A
in tegenstelling tot
B
onderscheid
C
hoort bij
D
chat

Slide 26 - Quiz

Welk woord hoort in de zin?
Ik kan tussen de twee games geen  ........... ze zijn vrijwel hetzelfde.
A
in tegenstelling tot
B
onderscheid
C
hoort bij
D
chat

Slide 27 - Quiz

Welk woord hoort in de zin?
Een Trojaans paard is een voorbeeld van een   ........... 
A
computervirus
B
in tegenstelling tot
C
hoort bij
D
chat

Slide 28 - Quiz

Welk woord hoort in de zin?
Een printer  ........... een computer.
A
computervirus
B
in tegenstelling tot
C
hoort bij
D
chat

Slide 29 - Quiz

Welk woord hoort in de zin?
Met een racegame kun je een  ........... rijbewijs halen.
A
computervirus
B
weblog
C
virtueel
D
netwerk

Slide 30 - Quiz


Maak de zin af! Gebruik het woord elektronische snelweg
Mijn oma weet niet .........

Slide 31 - Open question


Maak de zin af! Gebruik het woord surfen
Gisteren heb ik haar .........

Slide 32 - Open question

aan het werk
leer de woorden van blz 19.

Slide 33 - Slide