begrijpend lezen recept

We gaan vandaag een lekkere tekst lezen......
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

We gaan vandaag een lekkere tekst lezen......

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Waar denk je dat de tekst
over gaat?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

kenmerken    recept

Slide 5 - Mind map

Welke woorden uit de tekst vind je moeilijk?

Slide 6 - Mind map

Wat is dit voor een soort tekst
A
informatief
B
fictief
C
recept
D
gedicht

Slide 7 - Quiz

Hoeveel tijd kost het om de pizza's te maken?
A
15 minuten
B
25 minuten
C
10 minuten

Slide 8 - Quiz

Wat betekent flinke in regel 5
A
stoere
B
blinkende
C
grote
D
verse

Slide 9 - Quiz

Waarom staat er bij topping 'bijvoorbeeld' ?

Slide 10 - Open question

Zoek in de tekst naar 8 zelfstandige naamwoorden met een lidwoord.

Slide 11 - Mind map

Welke zin komt eerst?
A
Snijd de courgette in plakken.
B
Beleg vervolgens de pizza.
C
Verwarm de oven op 200 graden
D
Besmeer de plakken met een laagje tomatensaus.

Slide 12 - Quiz

Welke zinnen zijn niet waar
A
Een van de ingrediënten is 1 flinke courgette
B
Voor de topping gebruik je een bakplaat met bakpapier
C
De oven moet voorverwarmd op 220 graden
D
De bereiding kost 15 minuten

Slide 13 - Quiz

Zou jij de pizza zelf willen maken?

Slide 14 - Open question

Wat is een ander woord voor geheel?
(regel 22)
A
een gedeelte
B
helemaal

Slide 15 - Quiz

Wat is een courgette?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

Afkortingen in recepten
In je recept staat niet alleen WAT je allemaal nodig hebt, maar ook HOEVEEL. Dit wordt op verschillende manieren aangegeven. 
Bij vloeibare producten zoals water staat dit meestal in milliliters.  
Maar ook wel eens in liters of deciliters. Wanneer je een vloeibaar product nodig hebt meet je dit af met een maatbeker of maatcilinder.  
Bij vaste producten zoals bloem of boter wordt de hoeveelheid meestal aangegeven in grammen.  
Soms ook wel in kilo’s. Wanneer je een vast product nodig hebt weeg je dit af op de keukenweegschaal of de precisieweegschaal.

Slide 17 - Slide

ml
dl
L
gr
kg
½
el
tl
ºC
Kilogram
deciliter  



eetlepel 
  
 




liter  
  
 




halve
graden celcius
theelepel
gram
mililiter

Slide 18 - Drag question

Voor het koken !!

Was

altijd

eerst

je

handen

Slide 19 - Slide

Wat kan je gieten?

Slide 20 - Open question

Wat kun je snijden?

Slide 21 - Open question

Wat kan je vullen?

Slide 22 - Open question

Wat kan je doen met een ei?

Slide 23 - Open question

Wat kan je doen met een deksel?

Slide 24 - Open question

Wat kan je doen met een fles?

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Video

Wat kun je op je pannenkoek doen?
A
Stroop
B
Suiker
C
Kaas
D
Spek

Slide 27 - Quiz

Wat vond je van de les?
A
B
C
D

Slide 28 - Quiz


Hoe vond je deze les?
A
heel erg moeilijk
B
een beetje moeilijk
C
best wel makkelijk
D
heel erg makkelijk

Slide 29 - Quiz