Voorbereiding PW

PW Unité 2
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

PW Unité 2

Slide 1 - Slide

Culture
  • In welk werelddeel wordt het meest Frans gesproken?
  • Hoe komt dit?
  • Hoeveel mensen spreken wereldwijd Frans? 

Slide 2 - Slide

'Faire' betekent...
A
zijn
B
kunnen
C
hebben
D
maken, doen

Slide 3 - Quiz

'Aller' betekent
A
gaan
B
zijn
C
kunnen
D
willen

Slide 4 - Quiz

Aller
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
vais
vas
va
allons
allez
vont

Slide 5 - Drag question

aller (je)

Slide 6 - Open question

aller (tu)

Slide 7 - Open question

aller (il/elle/on)

Slide 8 - Open question

aller (nous)

Slide 9 - Open question

aller (vous)

Slide 10 - Open question

aller (ils/elles)

Slide 11 - Open question

faire
(doen)
il/elle/on
ils
tu
je/j'
font
fais
fait
fais

Slide 12 - Drag question

Il (faire) ______ beau?

Slide 13 - Open question

Ils (faire) ______ les devoirs?

Slide 14 - Open question

Je (faire) ______ mes devoirs?

Slide 15 - Open question

nous ______ (faire)

Slide 16 - Open question

faire (tu)

Slide 17 - Open question

faire (vous)
timer
0:20

Slide 18 - Open question

on ... (faire)

Slide 19 - Open question

GRAMMAIRE
devoir = moeten
  • ik moet                             je dois
  • jij moet                             tu dois
  • hij moet                            il doit
  • wij moeten                      nous devons    
  • jullie moeten                  vous devez
  • zij moeten                       ils doivent

Slide 20 - Slide

Passé Composé
voltooid deelwoord = dû
  • ik heb gemoeten                            j'ai
  • jij hebt gemoeten                           tu as
  • hij heeft gemoeten                       il a
  • wij hebben gemoeten                 nous avons dû 
  • jullie hebben gemoeten              vous avez
  • zij hebben gemoeten                    ils ont    

Slide 21 - Slide

ik moet

Slide 22 - Open question

jij moet

Slide 23 - Open question

men moet

Slide 24 - Open question

we moeten

Slide 25 - Open question

jullie moeten / u moet

Slide 26 - Open question

zij moeten

Slide 27 - Open question

wij hebben gemoeten
(voltooid deelwoord = dû)

Slide 28 - Open question

heb jij gemoeten?

Slide 29 - Open question

Wat zeg je in de volgende situatie?
  • Een Fransman heeft je net iets uitgelegd. Je wilt graag dat hij het nog eens zegt.
  • Vous pouvez répéter s'il vous plaît? 

Slide 30 - Slide

Kunt u het herhalen alstublieft?

Slide 31 - Open question

Wat zeg je in de volgende situatie?
  • Een Fransman heeft je net de weg uitgelegd. Je begrijpt het niet.
  • Je ne comprends pas.

Slide 32 - Slide

Ik begrijp het niet.

Slide 33 - Open question