Omnia college NED Telwoorden klas 3KBL

Grammatica woordsoorten
Telwoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten
Telwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat zijn telwoorden in deze zin: 'Op de hoeveelste plaats staat die atleet?'
A
plaats
B
hoeveelste
C
atleet
D
staat

Slide 4 - Quiz

Wat zijn telwoorden in deze zin: 'Enige leerlingen kwamen te laat voor de tweede ronde.
A
enige
B
laat
C
tweede
D
ronde

Slide 5 - Quiz

welk telwoord is:

eerste
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 6 - Quiz

Welk telwoord is:

Veel
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 7 - Quiz

Welk telwoord is:

laatste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 8 - Quiz

Welk telwoord is:

Honderdste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 9 - Quiz

Wat voor telwoord is:

Eerste
A
bepaald
B
onbepaald

Slide 10 - Quiz

Wat voor telwoord is:

veel

A
bepaald
B
onbepaald

Slide 11 - Quiz

Wat voor telwoord is:

drieënzestig
A
bepaald
B
onbepaald

Slide 12 - Quiz

3. Twee derde van mijn klas haalde voor die toets een cijfer hoger dan een voldoende.
A
Twee derde = bepaald hoofdtelwoord
B
Twee derde = bepaald rangtelwoord

Slide 13 - Quiz

Hij heeft drie keer zijn rijexamen moeten doen.
Wat = drie?

A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 14 - Quiz

Hij is voor de zoveelste keer te laat.
zoveelste = ?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 15 - Quiz

Zij is op de eerste plaats geëindigd.
Wat = eerste?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 16 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
A
die
B
welke
C
naar
D
wie

Slide 17 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord
  • De naam zegt het al een beetje. Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets aan.


  • Deze, die, dit en dat, zo'n en zulke

Slide 18 - Slide

Maak een zin met een aanwijzend voornaamwoord, een hoofdtelwoord en een rangtelwoord.

Slide 19 - Open question

Maak de digitale test woordsoorten H5 onder de prikker!

Slide 20 - Slide