Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.
Riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.
Let bij het zoeken van een tegenstelling op deze signaalwoorden: maar, anderszijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant.
Hardlopen is een goedkope sport. Paardrijden daarentegen is een dure sport.