Oefentoets H3

Even herhalen ..
Oefentoets H3
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Even herhalen ..
Oefentoets H3

Slide 1 - Slide

Wat wordt belast in box 1?
A
Belastbaar inkomen uit werk
B
Belastbaar inkomen uit werk en eigen woning
C
Belastbaar inkomen uit eigen woning
D
Belastbaar inkomen uit spaargeld

Slide 2 - Quiz

Juist of onjuist?
Het belastbaar inkomen wordt hoger door de bijtellingen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Juist of onjuist?
De aflossing van een hypotheek is
een aftrekpost.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Vul in: HOOG óf LAAG.
De belastingbetaler wil graag een zo ............. mogelijk belastbaar inkomen!
A
HOOG
B
LAAG

Slide 5 - Quiz

Wat wordt bedoeld met een
progressief belastingtarief?
A
Hoe hoger het inkomen, hoe meer belasting
B
Hoe hoger het inkomen, hoe meer belasting in verhouding
C
Ongeacht het inkomen betaalt iedereen hetzelfde aan belasting
D
Hoe hoger het inkomen, hoe meer belasting in verhouding

Slide 6 - Quiz

Welk tarief geldt bij de zgn.
'vlaktaks'?
A
progressief tarief
B
degressief tarief
C
proportioneel tarief

Slide 7 - Quiz

Door een progressief tarief worden de inkomensverschillen in verhouding
...
A
kleiner
B
groter

Slide 8 - Quiz

Schijf 1 tot € 73.031 36,93%
Schijf 2 vanaf € 73.031 49,50%

Stel je verdient € 80.000. Hoeveel belasting betaal je over schijf 1?

Slide 9 - Open question

Schijf 1 tot € 73.031 36,93%
Schijf 2 vanaf € 73.031 49,50%

Stel je verdient € 80.000. Welk bedrag wordt niet belast in schijf 1 maar wel in schijf 2?

Slide 10 - Open question

Schijf 1 tot € 73.031 36,93%
Schijf 2 vanaf € 73.031 49,50%

Stel je verdient € 80.000. Hoeveel belasting betaal je over schijf 2?

Slide 11 - Open question

Wie draagt loonheffing af aan de belastingdienst?
A
Pensioenfonds
B
Werkgever
C
Werknemer
D
Belastingbetaler

Slide 12 - Quiz

Wat betaal je over je privé-inkomen?
A
Zorgverzekeringspremie
B
Werkgeversbijdrage
C
Loonheffing
D
Inkomstenbelasting

Slide 13 - Quiz

Wat wordt belast in Box 3?
A
Belastbaar inkomen uit werk en eigen woning
B
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
C
Belastbaar inkomen uit investeringen
D
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

Slide 14 - Quiz

Wat is het eigenwoningforfait?
A
Een deel van de waarde van je woning
B
Een belastingaftrek voor huiseigenaren
C
Een heffingskorting voor woningbezitters
D
Een vergoeding voor energieverbruik in huis

Slide 15 - Quiz

Wat zijn aftrekposten?
A
Kosten die geen invloed hebben op je belastingen.
B
Kosten die je van je inkomen mag aftrekken.
C
Kosten die je alleen maar aan de belastingdienst moet melden.
D
Kosten die je moet bijtellen bij je inkomen.

Slide 16 - Quiz

Hoe rondt de Belastingdienst het belastbaar inkomen af?
A
Op halve euro's
B
Op hele tientallen
C
Op hele euro's
D
Op hele centen

Slide 17 - Quiz

Hoe wordt de belasting in box 1 berekend?
A
Met het belastingpercentage
B
Met het schijventarief
C
Met het tarief per schijf
D
Met het inkomenspercentage

Slide 18 - Quiz

Welk tarief houdt in dat mensen met hogere inkomens in verhouding meer belasting betalen?
A
Proportioneel belastingtarief
B
Degressief belastingtarief
C
Regressief belastingtarief
D
Progressief belastingtarief

Slide 19 - Quiz

Wat wordt bedoeld met belastbaar vermogen in Box 3?
A
Alles wat je meer hebt dan het heffingsvrij vermogen.
B
Al het vermogen inclusief schulden.
C
Het vermogen dat jaarlijks gecontroleerd moet worden.
D
Het vermogen van minderjarige kinderen.

Slide 20 - Quiz

Wat is heffingskorting?
A
Een extra belasting die je moet betalen
B
Een verlaging van de BTW
C
Een korting op de inkomstenbelasting
D
Een subsidie voor werkenden

Slide 21 - Quiz