Leerlijn tijd (B-route) hoofdstuk 3 les 3

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Rekenen

Leerlijn Tijd (B-route)

Hoofdstuk 3, les 3 - Kwartieren en minuten

Zorg dat elke leerling bij deze les een klein klokje heeft om mee te doen.

Doelen:

Je kent de eenheden voor tijd (uur, minuut en seconde)

Aan het einde van deze les:

- Kun je kwartieren lezen op een analoge klok.

- Tijdsduur precies uitrekenen

Lesdoel

Aan de hand van deze afbeelding wordt het minutenstelsel en de bijbehorende uitspraak uitgelegd. Uitgangspunt is het feit dat de leerlingen weten dat de grote wijzer bij het hele uur op de 12 staat en bij het halve uur op de 6 (en de kleine wijzer halverwege is van het getal waar het naartoe gaat). Gebruik de instructieklok om een aantal voorbeelden te visualiseren en samen te doen met de leerlingen.

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Maak het werkblad!

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Hoe laat is het
over 10 minuten?

Laat de leerlingen bij deze en de komende vragen hun klokje gebruiken en op de goede tijd zetten. Kunnen ze het antwoord ook op de juiste manier uitspreken?

Hoe laat is het
over 5 minuten?

Hoe laat was het
5 minuten geleden/vroeger?

Hoe laat was het
10 minuten geleden/vroeger?

Tijdsduur bepalen

Je gaat nu bekijken hoeveel tijd er tussen 2 momenten zit. 

- Kijk je hoeveel uren je erbij kunt tellen

- Als je er geen hele uren meer bij kunt 

tellen. Hoeveel minuten moet je er dan 

nog bij tellen?

Hoeveel tijd zit
er tussen? Uren en
minuten?

Hoeveel tijd zit
er tussen? Uren en
minuten?

Wat hebben we geleerd?
Ik moet om 10 uur bij de
dokter zijn. Hoe lang heb ik nog?

Tijdsduur bepalen

Ik moet om 10 uur bij de volgende les zijn. Hoeveel tijd heb ik nog? 

Tijdsduur bepalen

Ik moet om half 12 uur bij de dokter zijn. Hoeveel tijd heb ik nog? 

Hoeveel tijd zit
er tussen? Uren en
minuten?

Hoeveel tijd zit
er tussen? Uren en
minuten?

Hoeveel tijd zit
er tussen? Uren en
minuten?

Hoeveel tijd zit
er tussen? Uren en
minuten?

Wat ging goed?

Wat was misschien nog lastig?

Wat hebben we geleerd?
Ik moet om 10 voor 11 bij de
dokter zijn. Hoe lang heb ik nog?