This lesson contains 13 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
¿qué tal el examen tw2?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Periodo 3
SO schriftelijk: (2x meetelt) 50 minuten Maandag 24 februari
Verschil tussen ser, tener, estaren hay (kennen en in zinnen /teksten toepassen. Uitleg kan je op pag. 55 vinden maar ook in classroom bij lessonup en de aantekening die je tijdens de lessen maakt.
woordenlijst ( unidad 5 en 6) NL- SP en SP-NL
Tekst schrijven over "Mi casa"
Vervoegingen van regelmatige werkwoorden en onregmaltige werkwoord pag. 64
Toetsweek
Schriftelijk 50 minuten Leerling kan over veschillende woningen praten, over het delen van het huis. Leerling kan over winkels en gebouwen praten en ken een aantal plaatsaanduidigen. Leerling kan over bereopen en werkplekken praten. Leerling kan instructies geven in de vorm van "imperativo"en kan over zijn eigen dagindeling praten. De leerling kan deze stof in zinnen en teksten toepassen. Stencil en lessonup in classroom. - Compañeros 1 Unidad 5 blauwe kader pag. 54, pag. 55 - Unidad 6 pag.64 A, D. Geen
HANDIG TIP: MAAK THUIS ALLE DIGITALE OPDRACHTEN VAN U5 EN 6 COMPAÑEROS 1 LIFO EDITIE HUISWERK EN KLAS
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
MENÚ DE LA SEMANA
Capítulo 5:
Vocabulario tipos de viviendas. Partes de la casa y muebles.
Verbo estar/hay: ¿Dónde está alguien o algo?. (encima, debajo, detrás, delante, al lado/ en un lugar) Verschil: "ser" y "estar".
Pronunciación ja je ji jo ju / ge gi.
DESTREZAS: describir y escribir un texto sobre tu casa.
¿Dónde están las llaves? Capítulo 5
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Vocabulario (1) pag. 52
Slide 7 - Slide
¿dónde está Guillermo?
Ejercicio 3: Zoek de betekenis van de woorden (achter in het boek anders ) en ze het woord bij de juiste kolom.
Ejercicio 5: Beantwoord de vragen.
U5 Vocabulario (2)
Slide 8 - Slide
Partes de la casa/ Delen van het huis
El salón = de woonkamer
La cocina = de keuken
El dormitorio = de slaapkamer
El cuarto de baño = de badkamer
El ático = de zolder
El jardín = de tuin
El balcón = het balkon
El garage = de garage
El sótano = de kelder
El pasillo = de hal
recibidor= de entree
Slide 9 - Slide
www.profedeele.es
Slide 10 - Link
La casa de tus sueños
- Usa 25 palabras (partes de la casa y mobiliario).