Naamval 1 en 4 uitleg en herhaling.

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Naamvallen

Herhaling:

uitleg naamval 1 en 4

naamval 1

onderwerp van de zin

2 manieren om het onderwerp te vinden:

1. wie/wat + gezegde (de werkwoorden in een zin)

De man heeft een auto gekocht

Wie heeft een auto gekocht? de man = nv 1

Bepaal van de volgende zinnen gezegde en onderwerp ( = naamval 1)

1. Mein Vater hat die Milch gesucht.
2. Die Eltern wollen den Arzt anrufen.
3. Mein Lehrer hat mir die Aufgabe erklärt.
4. Einen Fußball kann ich dir nicht schenken.
5. Heute haben wir die Straßenbahn genommen.
6. Könnt ihr euren Garten beschreiben?

Bepaal van de volgende zinnen gezegde en onderwerp ( = naamval 1)

1. Mein Vater hat die Milch gesucht.
2. Die Eltern wollen den Arzt anrufen.
3. Mein Lehrer hat mir die Aufgabe erklärt.
4. Einen Fußball kann ich dir nicht schenken.
5. Heute haben wir die Straßenbahn genommen.
6. Könnt ihr euren Garten beschreiben?

der -Gruppe, ein-Gruppe

Er bestaan 2 grote woordgroepen in het Duits:

• DER - Gruppe
• EIN - Gruppe

EIN-Gruppe : leren!

EIN-Gruppe:

ein-, kein- en de bezittelijke voornaamwoorden: 

mein-, (mijn)

dein (jouw)-, 

sein (zijn)-, i

hr (haar)-, 

unser (onze)-, 

euer / eure (jullie), 

ihr (hun)- en Ihr (uw)

Bezittelijk voornaamwoord 

naamval 4 : lijdend voorwerp

2 manieren om het lijdend voorwerp te vinden.

Manier 1: Wie/wat+ gezegde+ onderwerp

De man heeft een auto gekocht.

Wie/wat heeft de man gekocht? een auto = lijdend voorwerp

Bepaal van de zinnen het lijdend voorwerp

1. Mein Vater hat die Milch gesucht.
2. Die Großeltern verstehen ihre Enkelkinder nicht.
3. Einige Touristen suchen eine Apotheke.
4. Welche Unterkunft habt ihr gefunden?
5. Seine Unterschrift kann ich nicht lesen.
6. Meine Mutter hat die Heizung repariert.

Bepaal van de zinnen het lijdend voorwerp

1. Mein Vater hat die Milch gesucht.
2. Die Großeltern verstehen ihre Enkelkinder nicht.
3. Einige Touristen suchen eine Apotheke.
4. Welche Unterkunft habt ihr gefunden?
5. Seine Unterschrift kann ich nicht lesen.
6. Meine Mutter hat die Heizung repariert.

naamval 4

naamval 4 = naamval 1 m.u.v. mannelijk

m	v	o	mv
d en	di e	das es	di e
kein en	kein e	kein*	kein e

herhalingsoefening naamval 1 en 4

https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica/Naamvallen/NaamvallenInvul/Naamvallen2deklas3.htm

Schritt 36

voorzetsels nv 4

präpositionen

präpositionen

Die Fälle - Präpositionen (voorzetsels)

4. Fall 

durch	door
für	voor
gegen	tegen
ohne	zonder
um	om
bis	tot
entlang	langs

Stappenplan:

1. voorzetsel

2. ontleden

oefenen met de voorzetsels

je kunt nu oefenen door de volgende opgaven te maken

Ich habe (de) Mann gesehen

Ich habe etwas gegen (mijn) Lehrerin!

Das Geschenk ist für (haar) Großeltern.

Ohne (jullie) Freund komme ich nicht!

Leider habe ich (uw) Brief (m) nicht gelesen