Les 2 19.1 en 19.2

Doel

Je kent de relatie tussen hormoonklier, hormoon, bloed, doelwitorgaan, 

Je kunt op basis van hydrofiele/hydrofobe eigenschappen van een hormoon uitleggen hoe het hormoon genexpressie beïnvloed.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Doel

Je kent de relatie tussen hormoonklier, hormoon, bloed, doelwitorgaan, 

Je kunt op basis van hydrofiele/hydrofobe eigenschappen van een hormoon uitleggen hoe het hormoon genexpressie beïnvloed.

Slide 1 - Slide

Homeostase
constant intern milieu

Je behoudt homeostase door regelkringen.

hormonen spelen belangrijke rol.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

hormoonklieren
Hypothalamus
Hypofyse
Schildklier
Alvleesklier
Bijnier
Eierstok/Testis

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Endocriene klier 
Endo- exocriene klier 
Exocriene klier 
Directe afgifte aan bloed 
Zowel afgifte aan bloed als afvoerbuis 
Klieren met afvoerbuis 

Slide 6 - Drag question

Exocriene klieren
Endocriene klieren

Slide 7 - Drag question

Doel hormonen
signaalstof 
die genexpressie 
in doelcellen 
beïnvloed

Slide 8 - Slide

EPO
Beschrijf voor EPO wat de hormoonklier is, een voorbeeld van een doelorgaan én via welke bloedvaten EPO het snelst bij dat doelorgaan aankomt. Mag in een schema.

Tip: BINAS 89
tweetallen, op papier
uitleg: interactieschema's en negatieve/positieve terugkoppeling




timer
3:00

Slide 9 - Slide


Slide 10 - Open question

effect op genexpressie
Hiervoor moet je weten:
  • welke stoffen ongehinderd de celmembraan passeren?
  • wat is genexpressie ook alweer is.

Slide 11 - Slide

Diffusie
actief transport
membraaneiwit
passief transport

Slide 12 - Drag question

Actief transport
Passief transport
Diffusie
Porie-eiwit (poort)
Transporteiwit (met concentratiegradiënt mee)
Transporteiwit (tegen  concentratiegradiënt in)
Endocytose

Slide 13 - Drag question

Genexpressie
zelfde DNA, verschillende expressie

Slide 14 - Slide

BINAS 89

Slide 15 - Slide


Geef aan welk woord op de dikgedrukte plek in de zin moet komen te staan:
(1) Oestradiol is een peptide/steroïd hormoon, ...…
(2) ...… waarvoor doelwitcellen een intracellulaire/extracellulaire receptor hebben.
(3) Na binding van oestradiol aan de receptor wordt er wel/geen gebruik gemaakt van een second messenger.


Slide 16 - Open question

Huiswerk
toetsvragen 19.1
oefenvragen 19.2

Slide 17 - Slide