Ik ben kleiner dan mijn beste vriend.
plus…. bijv.nw…. que/qu’
Deze broeken zijn even mooi als die broeken.
aussi…. bijv.nw…. que/qu’
Deze auto is minder groot dan die Volvo.
moins…. bijv.nw…. que/qu’
!! Let op dat je het bijv.nw in de goede vorm zet! Kijk daarvoor naar het onderwerp!