OKAN sneller trager/ meer minder/ waarom/omdat/zonder

• OKAN
• Secundair onderwijs

OKAN sneller trager/ meer minder/ waarom/omdat/zonder

Met de trein ben je ... in Brussel.

1. traag
2. snel

De trein rijdt snel.

Met de fiets naar Brussel gaat ...

1. traag
2. snel

De fiets is traag.

Met de fiets ben je ... in Brussel dan met de trein.

1. sneller
2. trager

De trein is snel.

De fiets is traag.

De fiets is trager dan de trein.

De trein is sneller dan de fiets.

Met de bus ben je ... in Antwerpen dan met te voet.

1. sneller
2. trager

Azad heeft ... haar.

1. kort
2. lang

Cara heeft ... haar.

1. kort
2. lang

Cara heeft ... haar dan Azad.

Azad heeft ... haar dan Cara.

De man heeft ...
honger dan
de vrouw.

1. meer
2. minder

Links staan er
... auto's
dan rechts.

1. meer
2. minder

Maak een goede zin.
Gebruik deze woorden:
meer/minder - jongens - meisjes - dan

Maak een goede zin.
Gebruik deze woorden:
meer/minder - tafels - stoelen - dan

zonder

= niet met

--> thee zonder suiker = thee waar geen suiker in zit.

--> een pistolet zonder vlees = een pistolet waar geen vlees op zit.

Stoelen zonder een tafel.

1. 
2. 

Een klas zonder leerlingen.

1. 
2. 

Koffie zonder melk.

1. 
2. 

Vul aan: Een dag zonder ...

Vul aan: Een auto zonder ...

Kijk naar de foto. Maak een zin met 'zonder'.