Grammar Prefixes - Suffixes

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 3,4

Prefixes and Suffixes

Prefixes + Suffixes

They both change the meaning of the word.
Zij veranderen de betekenis van het woord. 

Prefixes are letters you can place before a word. 
Voorvoegsels zijn letters die je voor het woord plaatst. 

Suffixes are letters that go at the end of a word.
Achtervoegsels zijn letters die je achter het woord plaatst.  

Prefixes / Voorvoegsels

Komen voor het woord

Veranderen de betekenis van het woord

Prefixes / Voorvoegsels

Gebruik je om een tegenovergestelde betekenis te geven. 

 (Non)sense                 (Im)possible              (Un)used              

  (Il)legal                         (In)compatible         (Ir)responsible

 (Dis)appear                 (Re)play                       (Mis)behave

Prefixes

• non- / un- / im- / il- / in- / ir- 
• Gebruik je om een tegenovergestelde betekenis te geven. 

1. Unwelcome = niet  welkom
2. Incomplete = niet compleet
3. Impossible = niet mogelijk

Prefixes

The following prefixes all mean ‘not’ (niet) or ‘the opposite’ (het tegenovergestelde): 

non- / un- / im- / il- / in- / ir- / dis-.

sense, used, possible, legal, compatible, responsible, appear

nonsense, unused, impossible, illegal, incompatible, irresponsible, disappear

Suffixes / Achtervoegsels

Komen achter het woord

Veranderen de betekenis van het woord

Suffixes / Achtervoegsels

Met -er: degene die de actie doet: Teach(er)

Werkwoord naar zelfstandig naamwoord: Pay(ment) / Paint(ing)

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord naar zelfstandig naamwoord: Kind(ness)

Suffixes

That actress seems friendly. - Those people are known for their friendliness.

This is a really sad story. - I saw sadness in her eyes.

Suffixes

That actress seems friendly. - Those people are known for their friendliness.

This is a really sad story. - I saw sadness in her eyes.

Choose the correct form:
Appear

1. Unappear
2. Disappear
3. Irappear
4. Nonappear

Complete the sentence with the correct prefix.

I don't trust that boy anymore. He was ...honest about his age.

1. re
2. dis
3. mis
4. im

disbelief
dis =

1. impolite
2. rude
3. tasty
4. not

Return / Replay / Rerun, etc.
Wat does 're' stand for?

1. Verkeerd
2. Opnieuw, terug, als reactie
3. Niet
4. Het tegenovergestelde

Choose the suffix that changes the verb 'buy' into a person that does the action.

1. -ing
2. -ment
3. -er

Choose the suffix that changes the verb 'develop' into a person that does the action.

1. -ment
2. -ness
3. -er

QUESTIONS?