1e en 4e naamval + opdracht (5.4)

1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lernziele
- Je weet wat een 1e & 4e naamval is 
- Aan het einde van dit hoofdstuk kun de juiste vertaling invullen

Slide 2 - Slide

ich
du
sie
er
es
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ (mv).
JULLIE
WIJ
HET
ZIJ (v).
HIJ
JIJ

Slide 3 - Drag question

IDEWIS

ich                        du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie


Dit ken je al! Deze persoonlijke voornaamwoorden staan in de 1e naamval = onderwerp

Ich wohne in Winterswijk.

Wir haben keine Hausaufgaben.

Hast du geschwister?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

voorzetsel met de 4e naamval

durch = door
für = voor
ohne = zonder
um = om
gegen = tegen

Zie je één van deze voorzetsels? Dan komt daarna automatisch de 4e naamval = lijdend voorwerp!

Slide 6 - Slide

Das Geschenk ist für dich.

Ich gehe nicht ohne ihn in die Stadt.

Meine Oma sorgt sich um mich.

Was hast du gegen uns?

Er ist glücklich durch euch.

Slide 7 - Slide

Ich/mich liebe dich!
A
ich
B
mich

Slide 8 - Quiz

Natürlich kann er/ihn helfen.
A
er
B
ihn

Slide 9 - Quiz

Bitte, ein Orangensaft für du/dich.
A
du
B
dich

Slide 10 - Quiz

Die Kinder stehen im Kreis um er/ihn.
A
er
B
ihn

Slide 11 - Quiz

Für ich/mich einen Kaffee, bitte
A
ich
B
mich

Slide 12 - Quiz

Ich habe nichts gegen du/dich.
A
du
B
dich

Slide 13 - Quiz

Es geht hier (om haar).

Slide 14 - Open question

(door hem) kann sie Apfelkuchen backen.

Slide 15 - Open question

Wir spielen am Samstag (tegen jullie).

Slide 16 - Open question

Hoe goed begrijp jij dit?
          7 + 8 van 5.4
0100

Slide 17 - Poll

Und jetzt? 
Jouw vriend/vriendin uit Wenen heeft je een kaart geschreven en komt bij jou op bezoek! Hij of zij blijft 1 week in Nederland. 

Wat je moet doen (+2 punten opdracht):
1. Haal een blad met een ansichtkaart bij mevrouw Stronks.

2. Jij hebt leuke ideeën en stelt een programma samen met activiteiten en dingen die jullie van maandag tot zondag samen kunnen doen!

3. Het moeten minimaal 6 activiteiten/ uitjes zijn. 

4. Je schrijft een Duitse kaart terug en daarin vertel je wat je plannen zijn. 

5. Je kaart moet uit minimaal 40 woorden bestaan.

Tip: kijk bij de tip op blz.70 & gebruik de Lernbox en Redemittel van Kapitel 4 op blz. 45!!
(ondertussen vraag ik of je het PW wil inzien)

Slide 18 - Slide

Was wissen wir jetzt über...?
- 1 & 4e naamval. Leg eens uit...
- Hausaufgabe für Montag: 5.5 - Aufgabe 1 auf Seite 71

Slide 19 - Slide