Werkwoordspelling herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Oefenen met

werkwoordspelling

Voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd gebruik je 't sexy fokschaap.

1. waar
2. niet waar

Voor het spellen van het voltooid deelwoord gebruik je 't sexy fokschaap.

1. waar
2. niet waar

Jordi ...(branden) zijn vingers gisteren.

1. brande
2. brandde
3. brandden
4. branden

Voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd gebruik je 't sexy fokschaap.

1. waar
2. niet waar

Maar iedereen heeft weleens (falen).

1. gefaald
2. gefaalt
3. gefalen

Ook Fenna en Birsen hebben dat ...(beloven).

1. belooft
2. beloovt
3. beloofd
4. beloovd

Zij zullen hun vingers niet meer (branden)... .

1. brandden
2. brandde
3. brande
4. branden

(vinden) ... je deze les ook zo saai?

1. vin
2. vint
3. vindt
4. vind

Mevrouw Hageman (vinden)... het hopelijk wel wat.

1. vind
2. vint
3. vindt

Afgelopen weken (besteden).... we veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Als Sven nu eens een beetje (opschuiven)... .

1. opschuift
2. opschuifd
3. opschuivt
4. opschuivd

Dan kan Boaz zijn woord beter ...(verspreiden).

1. verspreide
2. verspreiden
3. verspreidde
4. verspreidden

Heeft iedereen zijn naam op Hindes schoenen (vermelden)...?

1. vermeld
2. vermelt
3. vermeldt

Mevrouw Hageman (zetten)... die van haar er gisteren nog op.

1. zet
2. zetten
3. zette
4. zat

Sommige leerlingen (roken)... stiekem in het park.

1. rookte
2. rookten
3. rookde
4. rookden

Maar ze zijn daarvoor flink ... (straffen).

1. gestraft
2. gestrafd
3. gestrafft
4. gestraffd

En nu (gebeuren)... het gelukkig niet meer.

1. gebeurdt
2. gebeurd
3. gebeurt

Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat ...(leren).

1. geleert
2. geleerd
3. geleerdt

En anders is het corveeën ook weer zo ...(gebeuren)

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt

Dan ...(beloven) dat veel voor de toekomst.

1. beloovt
2. beloovd
3. beloofd
4. belooft

De ... foto's heb ik ingelijst.

1. vergrote
2. vergroten
3. vergrootte
4. vergrootten

Hij heeft de ... foto's weggelegd.

1. gevonden
2. gevonde
3. gevondden

De ... jongen was heel erg bang geweest.

1. gerede
2. geredden
3. geredde