ag toets

Is een dermatoloog eerstelijns- of tweedelijnszorg?
A
Eerstelijnszorg
B
Beide
C
Tweedelijnszorg
D
Geen van beide
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Is een dermatoloog eerstelijns- of tweedelijnszorg?
A
Eerstelijnszorg
B
Beide
C
Tweedelijnszorg
D
Geen van beide

Slide 1 - Quiz

Verbaal en non-verbaal.
Welke zijn juist?
A
Verbaal betekent jezelf uitdrukken door middel van taal.
B
Non-verbaal betekent jezelf uitdrukken door middel van uitdrukkingen en gebaren (zonder woorden).
C
Non-verbaal betekent jezelf uitdrukken door middel van taal.
D
Verbaal betekent jezelf uitdrukken door middel van uitdrukkingen en gebaren (zonder woorden).

Slide 2 - Quiz

EHBO kent basisregels. Welke basisregel hoort hier niet bij?
A
Let op gevaar
B
Ga na wat er gebeurd is en wat het slachtoffer mankeert
C
Verplaats het slachtoffer naar een rustige omgeving
D
zorg voor deskundige hulp

Slide 3 - Quiz

Derdegraads brandwond 
Eerstegraads brandwond 
Tweedegraads brandwond

Slide 4 - Drag question

Waar staan de letters DKTP voor?
A
De Bof Kinkhoest Tetanus Polio
B
Difterie Kanker Tetanus Polio
C
Difterie Kinkhoest Tetanus Pokken
D
Difterie Kinkhoest Tetanus Polio

Slide 5 - Quiz

Welke symptomen (kenmerken) horen bij hersenvliesontsteking?
A
Jeuk, blaasjes met vocht, lichte koorts
B
Hoesten, hoge koorts, begin vlekjes gezicht
C
Koorts, kleine puntjes in de huid, nekkramp, ernstig ziek
D
Keelpijn, uitslag buik, frambozentong, koorts

Slide 6 - Quiz

Koppel de toedieningsvorm in de linkerkolom aan de afbeelding in de rechterkolom
injectie
oraal
rectaal
via de ogen

Slide 7 - Drag question

Hoe noem je een overzicht van medicijnen die iemand gebruikt?
A
Medicijngebruik
B
Medicijnpaspoort
C
Medicijntrouw
D
Medische verklaring

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de 4 basis emoties?
A
blij, verdrietig, stil, nijdig
B
blij, nijdig, boos, nijdig
C
blij, boos, blij, bang
D
blij, bang, boos, bedroefd

Slide 9 - Quiz

Na inschrijving bij de balie volgt 'triage'. Wat is triage?
A
methode om ernst en urgentie van situatie te bepalen
B
manier om naw gegevens te achterhalen
C
alvast bloed afnemen en bloeddruk meten
D
manier om patient gerust te stellen

Slide 10 - Quiz

Een brede das gebruik je voor:
A
schouder/bovenarm/elleboog
B
schouder/bovenarm
C
elleboog/onderarm/pols
D
onderarm/pols/hand

Slide 11 - Quiz

Bij motorische ontwikkeling...
A
Verandert je verstand
B
Leer je je lichaam kennen
C
Leer je bepaalde bewegingen
D
Verandert je bouw

Slide 12 - Quiz

1


2


3

4


5

cognitieve ontwikkeling
sociale ontwikkeling
seksuele ontwikkeling
lichamelijke ontwikkeling
emotionele ontwikkeling

Slide 13 - Drag question

Softdrugs
Harddrugs

Slide 14 - Drag question

COPD is:
A
Dicht geslipte Bronchien
B
Ontsteking van de trilhaartjes
C
Kapotte longblaasjes
D
Geen van allen is juist

Slide 15 - Quiz

Osteoporose is...
A
Chronische longziekte
B
Pijnlijke en rode gewrichten, vaak ook met ontstekingen.
C
Ontkalking van de botten, komt vaak voor bij vrouwen na de overgang.
D
Ontstekingen aan gewrichten.

Slide 16 - Quiz

Artrose is .....
A
slijtage aan het kraakbeen
B
ontsteking in de gewrichten
C
een aandoening aan de botten

Slide 17 - Quiz

Wat is epilepsie?
A
Een stoornis van de lever
B
Een prikkeloverdracht-stoornis in de hersenen
C
een stoornis in de emotionele schors van de hersenen
D
een aftakeling van het zenuwstelsel

Slide 18 - Quiz

Wat is decubitus?
A
een beschadiging van de huid die ontstaat door langdurige druk
B
een beschadiging van de huid die ontstaat door schuifkracht
C
een beschadiging van de huid die ontstaat door een combinatie van langdurige druk en schuifkracht
D
niet wegdrukbare roodheid

Slide 19 - Quiz

Parkinson is een:
A
Ziekte van de bloedvaten
B
Ziekte van het hart
C
Ziekte van de hersenen
D
Ziekte van de zenuwen

Slide 20 - Quiz

Wat is diabetes?
A
De alvleesklier maakt te weinig insuline aan
B
De lever maakt te veel insuline aan
C
De lever maakt te weinig insuline aan .
D
De alvleesklier maakt te veel insuline aan

Slide 21 - Quiz

Voedselallergie
Voedselintolerantie
reactie van het lichaam vrijwel meteen na het eten van een allergeen.
de reactie komt veel later ( 8 tot 48 uur )
hevige reactie ( anafylactische shock)
reacties zijn heel verschillend per persoon

Slide 22 - Drag question

flauwvallen
bewusteloosheid
Het slachtoffer reageert niet op prikkels (stem of aanraken)
Gewone spierspanning
Reflexen zijn intact
Licht, kortdurend bewustzijnverlies
Het slachtoffer reageert op prikkels (stem of aanraken)
Lang, diep bewustzijnsverlies
Geen spierspanning
Reflexen zijn niet intact

Slide 23 - Drag question

Buiten oor
Midden oor
Binnen oor
Slakkenhuis
Oorschelp
Trommelvlies
Aambeeld
Evenwichtsorgaan
Hamer

Slide 24 - Drag question

Cholesterolgehalte is...
A
Hoeveelheid vet in je bloed.
B
Hoeveelheid cholesterol dat je NIET mag eten.
C
Hoeveelheid cholesterol dat je mag eten.
D
Hoeveelheid water in je bloed.

Slide 25 - Quiz

Wat is een Hyper en Hypo ?
A
Een hyper is te veel suiker en hypo te laag
B
Een hyper is te weinig en hypo te veel
C
Er is geen verschil tussen de twee

Slide 26 - Quiz

Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?
A
Welvaart = het rijkdom van een land
B
Welvaart = de levensomstandigheden van een land
C
Welzijn = het rijkdom van een land
D
Welzijn = de levensomstandigheden van een land

Slide 27 - Quiz