This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
WAT IS MAATSCHAPPIJLEER
&
JONGEREN
Slide 1 - Slide
Wat is een goed voorbeeld van samenleven in het klein?
A
De maatschappij.
B
Sociale media.
C
Het gezin.
D
Nederland.
Slide 2 - Quiz
Welke stelling is juist?
1.Jouw sociale omgeving wordt gevormd door mensen die je kent en met wie je dingen samen doet.
2.Maatschappij is een ander woord voor sociale omgeving.
A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.
Slide 3 - Quiz
Welke uitspraak over gedragsregels is juist?
A
Alle gedragsregels worden bepaald door politici.
B
Gedragsregels pas je vaak automatisch toe.
C
Gedragsregels zijn altijd voor iedereen hetzelfde.
D
Als je een gedragsregel overtreedt, ben je ook altijd voor de wet strafbaar.
Slide 4 - Quiz
Het leren van dingen heeft het meeste te maken met de …………… die we hebben. Om welke bindingen gaat het hier?
A
gevoelsbindingen.
B
economische bindingen.
C
kennisbindingen.
D
politieke bindingen.
Slide 5 - Quiz
Welke binding heb je niet met je ouders?
A
kennisbinding
B
gevoelsbinding
C
economische binding
D
politieke binding
Slide 6 - Quiz
Waarden zijn:
A
oplossingen die in het belang zijn van veel mensen.
B
principes die mensen belangrijk vinden in het leven.
C
de belangen die mensen bij een kwestie hebben.
D
alle ongeschreven regels bij elkaar.
Slide 7 - Quiz
Welke zinnen over normen en regels zijn juist?
1.Gedragsregels bestaan uit ongeschreven regels. 2.Regels die in de wet staan, gelden voor iedereen. 3.Eerlijkheid is een voorbeeld van een norm. 4.Wetsregels zijn voorbeelden van waarden.
A
1 en 2
B
1 en 4
C
2 en 3
D
3 en 4
Slide 8 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1.Normen horen bij bepaalde waarden. 2.Vriendschap is een voorbeeld van een norm.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 9 - Quiz
Een leraar maakt gebruik van het machtsmiddel ……….. als hij aan leerlingen strafwerk geeft. Welk woord is weggelaten?
A
functie
B
status
C
kennis
D
overtuigingskracht
Slide 10 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1.Een politicus als Geert Wilders maakt gebruik van het machtsmiddel overtuigingskracht om kiezers te trekken. 2.Kiezers hebben ook macht, namelijk hun aantal.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 11 - Quiz
Welk gedrag van de mens is aangeboren?
A
Mensen durven niet naakt over straat te lopen, ook al is het heel erg warm.
B
Een baby huilt, want hij heeft een vieze luier.
C
Een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen.
D
Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft.
Slide 12 - Quiz
Hoe heeft dit jochie geleerd?
A
door imitatie
B
door aanwijzingen
C
door ervaringen
D
door experimenteren
Slide 13 - Quiz
Wat is het beste voorbeeld van een generatieconflict?
A
Daan en Bas zijn broers, maar ze hebben heel vaak ruzie over wat goede muziek is.
B
Rory zegt tegen zijn buurjongen Samir dat hij het belachelijk vindt dat hij elke dag naar de moskee gaat.
C
Bart heeft ruzie met zijn moeder omdat zij vindt dat hij te veel tijd besteedt aan computerspelletjes.
D
Klasgenoten Meral en Silas sturen elkaar haatmails.
Slide 14 - Quiz
Bij sociale controle:
A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
leer je aangeboren eigenschappen af.
Slide 15 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1.Nature-aanhangers leggen de nadruk op het aanleren en afleren van zaken. 2.Volgens nurture-aanhangers is agressie vooral een aangeboren eigenschap.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 16 - Quiz
Als normen en waarden een vanzelfsprekend gedeelte van je gedrag zijn geworden, is er sprake van imitatie.
A
Dit is waar.
B
Dit is niet waar
Slide 17 - Quiz
Welk woord of welke woorden kun je in onderstaande zin het beste invullen? Er is sprake van ………… als een fabrieksdirecteur zelf achter de lopende band gaat staan.
A
zelfbescherming.
B
rolbevestigend gedrag.
C
roldoorbrekend gedrag.
D
asociaal gedrag.
Slide 18 - Quiz
Je komt mensen tegen die die nieuwe Netflix-serie ook zo leuk vinden, net als jij. Er ontstaat een groepsgevoel op basis van:
A
plaats
B
belangen
C
interesses
D
jongerencultuur
Slide 19 - Quiz
Het accepteren van elkaars waarden en normen heeft te maken met tolerantie.
A
Dit is waar.
B
Dit is niet waar.
Slide 20 - Quiz
Identificatie:
A
zie je alleen bij jonge mensen die willen voldoen aan de groepsdruk.
B
is het imiteren van iemand waar je tegen opkijkt.
C
betekent dat je kenmerken van jezelf in een ander herkent.
D
ontstaat als mensen botsen met de normen van hun groep.
Slide 21 - Quiz
Welke zinnen zijn juist? 1. Met de meeste mensen in je kennissenkring draait het om de kennisbinding. 2. Toename van het wij-gevoel leidt tot een grotere sociale cohesie. 3. Sociale cohesie is gebaseerd op economische bindingen.