This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Betoog schrijven
Slide 1 - Slide
betoog
Slide 2 - Mind map
Wat is het schrijversdoel van een betoog?
A
Activeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
informeren
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Alle evenementen moeten hoe dan ook weer open
Eens
Oneens
Slide 12 - Poll
Argumenten voor
Slide 13 - Open question
Inversie
Bij inversie staat een ander zinsdeel dan het onderwerp vooraan in de zin.
In samengestelde zinnen die uit twee hoofdzinnen bestaan, kunnen hierdoor volgordefouten sluipen. Inversiefouten verbeter je gemakkelijk door zinsdelen te verplaatsen.
Morgen vertrek ik en ga ik vanmiddag inpakken.
Zonder inversiefout:
Morgen vertrek ik en vanmiddag ga ik inpakken.
Morgen vertrek ik en ik ga vanmiddag inpakken.
Slide 14 - Slide
Let op!
Als het zinsdeel dat inversie veroorzaakt in de eerste hoofdzin ook betrekking heeft op de tweede hoofdzin dan is de
inversie correct
Morgen ga ikop excursie en ben ik later thuis.
Morgen ga ik op excursie en ik ben later thuis.
Slide 15 - Slide
Hoewel hij in vele opzichten voldoet aan het gevraagde profiel, kwam hij tijdens het gesprek niet goed uit de verf en werd niet aangenomen.
A
correct
B
fout
Slide 16 - Quiz
Met mijn begeleider heb ik de situatie besproken en kon toen zelf het probleem oplossen.
A
correct
B
fout
Slide 17 - Quiz
Na maanden van intensief trainen liep hij zijn eerste wedstrijd in jaren en verstuikte zijn enkel.
A
correct
B
fout
Slide 18 - Quiz
Na de rondleiding rust u even uit in de foyer bij een kop thee en kunt u desgewenst vragen stellen aan de gids.
A
correct
B
fout
Slide 19 - Quiz
Hoewel hij in vele opzichten voldoet aan het gevraagde profiel, kwam hij tijdens het gesprek niet goed uit de verf en werd niet aangenomen.
A
correct
B
fout
Slide 20 - Quiz
Morgen sport ik en ga ik nu mijn verslag afmaken.
A
correct
B
fout
Slide 21 - Quiz
Toen het cruiseschip kapseisde nam de kapitein de benen en stapte in een bootje.
A
correct
B
fout
Slide 22 - Quiz
Samentrekking
Je mag in het Nederlands woorden weglaten. We zeggen dan dat we woorden hebben ‘samengetrokken’.
Ik trek mijn shirt en broek aan.
Ik trek mijn shirt aan en ik trek mijn broek aan.
Slide 23 - Slide
Foutieve samentrekking
De woorden hebben niet dezelfde grammaticale functie
Deze film is spannend en geven we jou voor je verjaardag.
‘Deze film’ is in de eerste zin onderwerp, in de tweede zin lijdend voorwerp.
Juist is:
Deze film is spannend en die geven we jou voor je verjaardag.
Slide 24 - Slide
Foutieve samentrekking
De woorden hebben niet dezelfde vorm
Je tas is hier en de jassen daar.
Onderwerp tas is enkelvoud, onderwerp jassen is meervoud. Juist is:
Je tas is hier en de jassen zijn daar.
Slide 25 - Slide
Foutieve samentrekking
De woorden hebben niet dezelfde betekenis
We nemen een dagje vrij en de trein naar Amsterdam.
‘Vrij nemen’ is iets anders dan ‘de trein nemen’
Slide 26 - Slide
Vuurwerk is verboden buiten Oud en Nieuw en willen we buiten die periode dus niet zien of horen.
A
correct
B
fout
Slide 27 - Quiz
Dit jasje is schitterend, maar is al wel verkocht.
A
correct
B
fout
Slide 28 - Quiz
Mijn vrienden wonen in een groot studentenhuis, maar ik op een klein kamertje.
A
correct
B
fout
Slide 29 - Quiz
Het pakket is groot, maar inmiddels wel verzonden.
A
correct
B
fout
Slide 30 - Quiz
Dubbelop en door elkaar
Een voorzetsel of een deel van een verwijswoord wordt ten onrechte twee keer gebruik.
Met dat soort dingen heb ik moeite mee.
Met dat soort dingen heb ik moeite.
Dat soort dingen heb ik moeite mee.
Slide 31 - Slide
Dubbelop en door elkaar
Twee woorden betekenen (deels) hetzelfde
Tevens moet je ook een BPV-contract ondertekenen.
Slide 32 - Slide
Dubbelop en door elkaar
Dubbele ontkenning
Ik heb eigenlijk nooit geen problemen op het werk gehad.
Ik heb eigenlijk nooit problemen op het werk gehad.
Ik heb eigenlijk geen problemen op het werk gehad.
Slide 33 - Slide
Dubbelop en door elkaar
Contaminatie
Twee woorden of uitdrukkingen worden door elkaar gehaald.
De situatie escaleert helemaal uit de hand.
De situatie loopt helemaal uit de hand.
De situatie escaleert helemaal.
Slide 34 - Slide
Welke twee woorden veroorzaken de dubbele ontkenning?
De bezoekers werd afgeraden om niet met de auto te komen omdat er bijna geen parkeerruimte is.
Slide 35 - Open question
Welke twee woorden betekenen deels hetzelfde?
We gaan zometeen als eerste beginnen met een kennismaakrondje.
Slide 36 - Open question
Welke twee woorden veroorzaken een dubbele ontkenning?
De politie voorkomt dat supporters elkaar niet gaan opzoeken.
Slide 37 - Open question
Zal ik even voor u nachecken of er nog plaatsen zijn?
A
dubbele ontkenning
B
inversie
C
samentrekking
D
contaminatie
Slide 38 - Quiz
Eugenie heeft weer eens nagelaten om haar boeken niet mee te brengen.
A
dubbele ontkenning
B
inversie
C
samentrekking
D
contaminatie
Slide 39 - Quiz
Aram kookt rijst en bakt vlees.
A
dubbele ontkenning
B
inversie
C
samentrekking
D
contaminatie
Slide 40 - Quiz
Morgen vertrek ik en vanmiddag ga ik inpakken.
A
dubbele ontkenning
B
inversie
C
samentrekking
D
contaminatie
Slide 41 - Quiz
Argumenten tegen
Slide 42 - Open question
Hoeveel argumenten moet je op het examen gebruiken om je standpunt te ondersteunen?
A
Minimaal 2
B
Dat maakt niet uit
C
Minimaal 3
Slide 43 - Quiz
Met welk signaalwoord kun je een tegenargument aangeven?