C3 repaso gramática unidad 3

Repaso gramática unidad 3
1) conjugación en presente, perfecto, indefinido e imperfecto
2) signaalwoorden

1 / 21
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Repaso gramática unidad 3
1) conjugación en presente, perfecto, indefinido e imperfecto
2) signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Wat betekent: todavía no

Slide 2 - Open question

Wat betekent: alguna vez

Slide 3 - Open question

Wat betekent: cuando

Slide 4 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans: twee jaar geleden

Slide 5 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans: een maand geleden

Slide 6 - Open question

Hoe zeg je: vorige maand

Slide 7 - Open question

Hoe zeg je: afgelopen zomer

Slide 8 - Open question

Hoe zeg je: die zomer

Slide 9 - Open question

Hoe zeg je: vroeger

Slide 10 - Open question

El lunes hemos jugado / jugamos / jugábamos al fútbol.

Slide 11 - Open question

Mis primos han dormido / durmieron / dormían muchas veces en una tienda de campaña de pequeño.

Slide 12 - Open question

Mis primos han dormido / durmieron / dormían muchas veces en una tienda de campaña.

Slide 13 - Open question

Hace tres días han comido / comieron / comían una paella en casa de los abuelos.

Slide 14 - Open question

Cuando ... (tener-yo) 13 años, ... (vivir) en Londres pero cuando ... (cumplir-yo) 15 ... (mudarse - nosotros) a Amsterdam.

Slide 15 - Open question

Últimamente ... (estar-él) muy ocupado pero ahora ... (estar-él) más tranquilo.

Slide 16 - Open question

Yo nunca ... (montar) en bici.

Slide 17 - Open question

Welk signaalwoord moet hier staan:
¿Has hecho ... (al) los deberes? Nos vamos al cine.

Slide 18 - Open question

Welk signaalwoord moet hier staan:
Mi tía ... (nooit) ha montado en avión. Tiene miedo.

Slide 19 - Open question

Welk signaalwoord moet hier staan:
Mi perro murió ... (geleden) una semana.

Slide 20 - Open question

Welk signaalwoord moet hier staan:
... (vroeger) mi abuela pasaba todo el día cocinando.

Slide 21 - Open question