Zet deze zes gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde, van vroeger naar later. Noteer alleen de letters.
A. Adolf Hitler leidde een opstand tegen de Republiek van Weimar. Hij wilde gebruikmaken van de onrust die was ontstaan door de zware inflatie ten gevolge van de herstelbetalingen. De opstand mislukte en Hitler werd tot gevangenisstraf veroordeeld.
B. Matrozen in Kiel kwamen in opstand tegen de slechte omstandigheden op de Duitse schepen. De opstand sloeg over op het Duitse leger en veroorzaakte het aftreden van de keizer.
C. De hoge militair Von Stauffenberg besloot een aanslag te plegen op Hitler nadat hij had gehoord dat de SS begonnen was Joden in Rusland massaal om te brengen. Hij werd samen met mede- opstandelingen geëxecuteerd nadat de aanslag was mislukt.
D. In Berlijn brak de Spartakus-opstand uit.
E. Na de Rijksdagbrand werden duizenden communisten gearresteerd die volgens de nazi's van plan waren een opstand tegen het bewind te beginnen.
F. Na enkele aanslagen op de keizer liet Bismarck wetten aannemen die gericht waren tegen de socialistische partij in Duitsland.