This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Thema 5 Ecologie
5.3 Organismen en hun leefomgeving
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
wat gaan we vandaag doen?
herhalen 5.2 Eten en gegeten worden
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 5.3 Organismen en hun leefomgeving
herhalen leerdoelen
Slide 3 - Slide
Een voedselketen is :
A
rij organismen die elkaar eten
B
aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn.
C
een rij organismen waarin je ziet wie door wie wordt opgegeten
Slide 4 - Quiz
Je ziet hier een voedselketen. Is deze voedselketen juist weergegeven?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
In de voedselketen is aangegeven wie door wie opgegeten wordt.
Wie staat er aan het eind van deze voedselketen?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger
Slide 6 - Quiz
Een voedselketen begint ALTIJD met een :
A
dier
B
schimmel
C
bacterie
D
plant
Slide 7 - Quiz
Een voedselketen start altijd bij een.........
A
Reducent
B
Producent
C
Consument
D
Afvaleter
Slide 8 - Quiz
leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je benoemen wat biotische en abiotische factoren zijn.
- kan je beschrijven wat een ecosysteem is.
Slide 9 - Slide
Inleiding
Het ene jaar zijn er veel vogels in de tuin, het jaar daarna minder. Dit kan bijvoorbeeld komen door een hele koude winter.
Planten en dieren hebben te maken met invloeden vanuit hun omgeving.
Slide 10 - Slide
5.3 Organismen en hun leefomgeving
Alle organismen worden beïnvloed door hun omgeving.
Een konijn krijgt bijvoorbeeld een wintervacht als het koud wordt.
Andersom beïnvloeden organismen ook hun omgeving.
Zo verandert de bodem wanneer een konijn een hol graaft.
Slide 11 - Slide
5.3 Organismen en hun leefomgeving
Organismen en hun omgeving hebben dus invloed op elkaar.
We zeggen daarom dat ze een relatie met elkaar hebben.
In de ecologie bestuderen biologen alle relaties tussen organismen en hun omgeving.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Op de afbeelding links zie je invloeden uit de omgeving op een roodborstje.
Aan de rechterkant van de afbeelding zie je invloeden uit de levende natuur, zoals planten en beestjes. Deze invloeden heten biotische factoren.
Slide 14 - Slide
Aan de linkerkant van de afbeelding zie je invloeden die niet leven, zoals licht en temperatuur.
Deze invloeden heten abiotische factoren.
Slide 15 - Slide
Een enkel organisme is een individu.
Alle roodborstjes in een bepaald gebied, zoals een bos of een park, noem je een populatie.
Een populatie is een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied. De individuen binnen een populatie kunnen zich samen voortplanten.
Slide 16 - Slide
5.3 Organismen en hun leefomgeving
Een populatie roodborstjes leeft samen met andere soorten populaties in een bepaald gebied, zoals eikenbomen, beukenbomen, pimpelmezen, regenwormen en egels.
Deze verschillende populaties kunnen elkaar beïnvloeden.
Slide 17 - Slide
5.3 Organismen en hun leefomgeving
Daarnaast worden de populaties beïnvloed door abiotische factoren, zoals temperatuur, water en hoeveelheid zonlicht.
Alle abiotische factoren en populaties in een bepaald gebied vormen samen een ecosysteem.
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
5.3 Organismen en hun leefomgeving
Voorbeelden van ecosystemen in Nederland zijn een bos, een sloot en een heideveld.
Voorbeelden van ecosystemen die je buiten Nederland kan tegenkomen, zijn een koraalrif en een tropisch regenwoud.
Slide 20 - Slide
Wat bestudeert ecologie?
A
Het milieu
B
Organismen
C
De relatie tussen het milieu en organismen.
D
Het effect van organismen op het milieu.
Slide 21 - Quiz
Een biotische factor is...
A
Een levende invloed uit het milieu
B
Een niet levende invloed uit het milieu
Slide 22 - Quiz
Wat is een biotische factor?
A
konijn
B
grasplant
C
beide zijn goed
D
beide zijn fout
Slide 23 - Quiz
Wat is geen abiotische factor?
A
Licht
B
Warmte
C
Bodem
D
Voedsel
Slide 24 - Quiz
A
individu
B
populatie
C
ecosysteem
Slide 25 - Quiz
Horen soortgenoten bij biotisch of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren
Slide 26 - Quiz
Een abiotische factor is...
A
Een levende factor uit het milieu
B
Een niet levende factor uit het milieu
Slide 27 - Quiz
A
individu
B
populatie
C
ecosysteem
Slide 28 - Quiz
Hoe noem je alle ecosystemen samen?
A
Ecosystemen
B
De dampkring
C
Populatie
D
Biosfeer
Slide 29 - Quiz
voorbeeld van:
A
abiotische factor
B
biotische factor
Slide 30 - Quiz
A
individu
B
populatie
C
ecosysteem
Slide 31 - Quiz
VRAGEN??
Slide 32 - Slide
herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je benoemen wat biotische en abiotische factoren zijn.