S501

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

S501 Antwoordmodel

Kijk je toets door en vergelijk jouw antwoorden met die van het antwoordmodel. 

Aan het einde beantwoord je nog een paar vragen (toetsanalyse)

Teil 1: Wortschatz

* lidwoord fout = 1/2 fout

* spellingsfout = 1/2 fout

* hoofdletter vergeten/teveel = 1/2 fout

* verkeerde woord, goed vertaald = 1 fout

* synoniemen half of heel goed 

Aufgabe 1

1. die Entscheidung	7. voraussichtlich/vermutlich
2. haltbar	8. schieflaufen
3. fließend	9. das Konsumverhalten
4. in Ohnmacht fallen	10. die Bücherei (niet fout gerekend!)
5. Die Enttäuschung	11. einen Kredit aufnehmen
6. eine Empfehlung aussprechen

Aufgabe 2

1. Die Trennung	7. den Führerschein machen
2. fürchten sich ... vor	8. stolz
3. erziehen	9. Das Erwachsenwerden
4. enthalten (Getränke = meervoud)	10. stehen ... im Vordergrund
5. volljährig	11. zerstören
6. Das Ziel

Aufgabe 3

* enkelvoud ipv meervoud opgeschreven = niet foutgerekend

1. (de) nachtmerrie	7. zorgvuldig, nauwkeurig
2. succesvol	8. tussendoor
3. (de) boekenwurm(en)	9. een schrijver
4. boeien	10. (de/een) boekenbeurs
5. (de) gebeurtenissen	11. kronen, prijzen
6. verrassen

Teil 2: Grammatik

Aufgabe 1

1 punt voor juist vervoegd modaal werkwoord

1 punt voor rest van de zin goed (zonder "zu") -> herhalingsfout indien steeds fout gedaan

a. Ich möchte/will nach dem Abitur eine Reise durch Südamerika machen.

b. Wir können eine neue Wohnung kaufen. 

c. Man darf/Du darfst hier nicht ins Meer tauchen. 

d. Menschen müssen gegen Unrecht kämpfen. 

Aufgabe 2

1 punt voor juiste constructie

1 punt voor rest van de zin goed

a. Sophie ist froh, dass ihr Team das Fußballspiel gewinnt/gewonnen hat.

b. Peter findet es schade, dass Angela Merkel weg geht. 

c. Sarah bietet an, mir in Mathe zu helfen. / Sarah bietet mir an ... 

d. Johan sieht die U-Bahn kommen (officieel het goede antwoord, want sehen = werkwoord van waarneming!). Ook goed: Johann sieht, dass... (we hebben seht ook goed gerekend omdat jullie die nog niet geleerd hadden). 

Aufgabe 3

a. Peter spart jetzt schon viel Geld, 

um sich später ein H. kaufen zu können / damit er sich später ein Haus kaufen kann. 

b. Sophia macht einen Deutschkurs, 

damit ihre Sprachkenntnisse besser werden (2 verschillende onderwerpen!)

c. Du solltest heute Abend früh ins Bett gehen, 

um morgen fit zu sein / damit du morgen fit bist. 

d. Der Lehrer gibt seinen Schülern die Antworten der Hausaufgaben, 

damit sie besser für den Test lernen (2 verschillende onderwerpen!) 

Aufgabe 4

a. Jeden Tag arbeite ich 6 Stunden ohne Pause (zu machen). 

b. Du solltest dein Geld sparen statt/ohne Schulden zu machen. 

c. Wir sind heute weggefahren, ohne dir etwas davon zu erzählen/erzählt zu haben / ohne dass wir dir etwas davon erzählt haben. 

d. Anna liest lieber ein spannendes Buch statt fernzusehen / statt dass sie fernsieht. 

Aufgabe 5

Hallo! Ich bin Laura und ich möchte den niederländischen Lesern (mv, 3e naamval want meewerkend voorwerp - vertellen aan...) etwas erzählen über das deutsche Schulsystem (o - keuzevoorzetsels -> 7/2-regel)

In Deutschland ist das Schulsystem in jedem Bundesland (keuzevoorzetsels - wo? -> 3e nv.). ein bisschen anders. Alle Kinder gehen mit etwa sechs Jahren in die Grundschule (keuzevoorzetsels - waar gaan ze naartoe? -> 4e nv.), die meistens vier Jahre dauert.   

Aufgabe 5

Danach entscheiden die Leistungen der Kinder, ob die Hauptschule, die Realschule oder das Gymnasium am besten für sie geeignet ist. In den Bundesländern (mv - keuzevoorzetsels - wo? - 3e nv.) im Süden werden die Haupt- und Realschulen auch oft zusammengelegt. Sie heißen dann Regional- oder Gemeinschaftsschulen. 

Hauptschüler verlassen die Schule nach der neunten Klasse (v - zaagsmenbv - 3e nv.) und suchen eine Lehrstelle (v - lijdend voorwerp - 4e nv.). Realschüler haben verschiedene Möglichkeiten.

Aufgabe 5

Die Gymnasiasten machen nach 6 oder 7 Jahren das Abitur (o, lijdend voorwerp/4e nv. - wat doen ze na 6 of 7 jaar? -> Abitur. Nach hoort dus níet bij Abitur!). Damit können sie sich um einen Studienplatz (m, dofegub -> 4e nv.)) an der Universität (v, keuzevoorzetsels - wo? -> 3e nv.) oder Fachhochschule bewerben.

Ich weiß noch nicht, was ich studieren will. Mein bester Freund (m, onderwerp, ein-Gruppe) und ich haben jedoch auch den Traum (m, lijdend voorwerp -> 4e nv.), vor dem Studium (o, keuzevoorzetsels - wann? - 3e nv.) reisen zu gehen. Zum Glück haben wir noch Zeit, um uns zu entscheiden.  

Teil 3: Lesen

Größe und Gewicht = A

Lesbarkeit und Klarheit = zowel A als B goed 

Das E-Book als Foto-Album = B 

Benutzerfreundlichkeit = A 

Voor Wortschatz kon je in totaal 33 punten scoren. Ik had ....... punten (tel je eigen punten bij elkaar op en vul het getal in).

Voor de grammatica kon je in totaal 33 punten scoren. Ik had ....... punten (tel je eigen punten bij elkaar op en vul het getal in).

Voor de leestekst kon je in totaal 4 punten scoren. Ik had ....... punten (tel je eigen punten bij elkaar op en vul het getal in).

Waarin heb je de meeste fouten gemaakt bij de woordjes? (Bijv.: ik begreep de zinnen niet, verkeerde woord vertaald, spelfouten, etc.)

Waarin heb je de meeste fouten gemaakt bij de grammatica? Waar komt dit door?

Indien je 2 of meer fouten hebt gemaakt bij de leestekst: Waar komt dit door? (Bijv.: te weinig tijd, begreep de woorden niet, etc.)

Dit ga ik voor S504 (de volgende AusBlick-toets) hetzelfde aanpakken:

Dit ga ik voor S504 (de volgende AusBlick-toets) anders doen: