P1W4

Welcome M4C
- BTG maken en leren: 
p.25 t/m 33

Next week: 
Monday formative test.
1 / 47
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welcome M4C
- BTG maken en leren: 
p.25 t/m 33

Next week: 
Monday formative test.

Slide 1 - Slide

Phones in the bag please :-)

Slide 2 - Slide

Week plan:
- Check homework
- Exercises workbook
- Dictionary use
- Reading test

Slide 3 - Slide

Check homework:
- CH1: 24ab,29abcd,30,31,32a,33,43acd,45
- Exam prep: 8 t/m 18 (p.147-156)
- Read Theory: 4 teksten

Study: Grammar 1 (p.43), Vocabulary Theme Words & C (p.66/67)

Slide 4 - Slide

Exercises workbook:

Ch 2: 
C reading: ex.17 t/m 21 p. 84-87.
G reading: ex. 40,41,43,44 p.100-103

Slide 5 - Slide

Dictionary use


We gaan kijken naar hoe je een woordenboek gebruikt, en wat je het beste kunt doen als je een onbekend woord in de tekst tegenkomt.

Slide 6 - Slide

a) producten
b) papier
c) afval

Slide 7 - Slide

a) waarderen
b) kritiek geven
c) Kiezen

Slide 8 - Slide

a) zuinig
b) geinteresseerd
a) zuinig
b) verspillend
c) geinteresseerd

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

What if you can't find a word?
Woord in meervoud? Staat bij enkelvoud.
Children  staat bij child.

Vervoegd werkwoord?  Staat bij de originele vorm van het werkwoord.
Thought staat bij to think








Slide 13 - Slide

Stam van het woord
It was extremely  cold outside.   >   stam = extreme
She loved her new phone.            >   stam = love
That is unfair.                                      >   stam = fair  
They are talking  too much.          >   stam = talk


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

a) Normale
b) Rare
c) Rommelig

Slide 16 - Slide

a) troebel
b) bodemloos
c) helder

Slide 17 - Slide

What do these words mean?
  1. burglary
  2. to mug 
  3. pickpocket
  4. arson
  5. fraud
  6. manslaughter
  7. smuggling
  8. minor misdemeanor

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

What do these words mean?
  1. burglary
  2. to mug 
  3. pickpocket
  4. arson
  5. fraud
  6. manslaughter
  7. smuggling
  8. minor misdemeanor
timer
10:00

Slide 20 - Slide

Reading test
Questions?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Dictionary use


We gaan kijken naar hoe je een woordenboek gebruikt, en wat je het beste kunt doen als je een onbekend woord in de tekst tegenkomt.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

a) Normale
b) Rare
c) Rommelig

Slide 25 - Slide

wat is juist?
A
normale
B
rare
C
rommelig

Slide 26 - Quiz

a) troebel
b) bodemloos
c) helder

Slide 27 - Slide

welke is juist?
A
troebel
B
bodemloos
C
helder

Slide 28 - Quiz

a) producten
b) papier
c) afval

Slide 29 - Slide

welke is juist?
A
producten
B
papier
C
afval

Slide 30 - Quiz

a) waarderen
b) kritiek geven
c) Kiezen

Slide 31 - Slide

welke is juist?
A
waarderen
B
kritiek geven
C
kiezen

Slide 32 - Quiz

a) zuinig
b) geinteresseerd
a) zuinig
b) verspillend
c) geinteresseerd

Slide 33 - Slide

welk antwoord is goed?
A
zuinig
B
verspillend
C
geinteresseerd

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Zet de letters in alfabetische volgorde:
W F O L D V

Slide 38 - Open question

Welk woord komt als laatste in alfabetische volgorde?
why, under, with, tight, upstairs

Slide 39 - Open question

Welk woord komt als eerste in alfabetische volgorde?
inside, impress, hunger, high, joke

Slide 40 - Open question

What if you can't find a word?
Woord in meervoud? Staat bij enkelvoud.
Children  staat bij child.

Vervoegd werkwoord?  Staat bij de originele vorm van het werkwoord.
Thought staat bij to think








Slide 41 - Slide

Stam van het woord
It was extremely  cold outside.   >   stam = extreme
She loved her new phone.            >   stam = love
That is unfair.                                      >   stam = fair  
They are talking  too much.          >   stam = talk


Slide 42 - Slide

Wat is de stam van het volgende woord:
accurately

Slide 43 - Open question

Gebruik je woordenboek! Wat is de betekenis van het volgende woord:
accurately

Slide 44 - Open question

'Hold your horses!'
Wat betekent dit?

Slide 45 - Open question

"Hit the sack'
Wat betekent dit?

Slide 46 - Open question

1. artery 2. revulsion 3. jug
4. fawn 5. twinkle 6. pitfall

timer
2:00

Slide 47 - Open question