Mavo3 08.02.2022 1e les


  • Lesen (10min)
  • Grammatik Modalverben




1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


  • Lesen (10min)
  • Grammatik Modalverben




Slide 1 - Slide

  • Je kent de vervoegingen van de werkwoorden können, müssen, dürfen, wollen und wissen in de verleden tijd.

Slide 2 - Slide

Lesen - Verkehrsmittel (A2)
1) Hast du den Text verstanden?
2) Kannst du 8 Verkehrsmittel übersetzen?

Slide 3 - Slide

H Lesen - Seite 122
10 Minuten lesen + machen Aufgabe 47 a+b (1,2,3)

Slide 4 - Slide

Seite 149 können/dürfen/wissen
Vertaal de volgende zinnen in het Duits :
1. Ik weet het niet.
2. Ik kan niet goed Duits praten/spreken.
3. Mag jij hier spelen?
4. Mogen jullie gaan?

Slide 5 - Slide

müssen Ich ___ früh schlafen gehen.

Slide 6 - Open question

dürfen Du ___ hier noch nicht abbiegen.

Slide 7 - Open question

können Wir ___ keine Wolke am Himmel sehen.

Slide 8 - Open question

wissen Man ___ im Dorf noch nichts davon.

Slide 9 - Open question

wollen ___ ihr bei diesem Unweter zelten?

Slide 10 - Open question

Machen
Aufgaben : 19, 20,21,22,23

Slide 11 - Slide

Grammatik wollen + wissen 
Zoek deze werkwoorden in de grammatica overzichten achterin het boek en schrijf ook de tegenwoordige tijd van deze werkwoorden in je schrift.

Slide 12 - Slide

Aufgaben
Machen 24, 25, 26

Slide 13 - Slide

Grammatik

Slide 14 - Slide

Grammatik
Bepaal het onderwerp en het lijdend voorwerp. Vertaal daarna de woorden tussen haakjes. TIPP: Vertaal de zin eerst naar het Nederlands.
Er
dich

Slide 15 - Slide

de 3e en de 4e naamval

Slide 16 - Slide

Spick-o-theck

Slide 17 - Slide

timer
10:00
Keuze uit: 
  • werkboek Kapitel 3 en 4
of
  • Stempelaufgaben
  • Slim stampen
  • extra uitleg nodig? Geef het aan!

Slide 18 - Slide

  • Je kent de vervoegingen van de werkwoorden können, müssen, dürfen, wollen und wissen in de verleden tijd.
  • Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de derde en de vierde naamval toepassen.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Reflektieren
Schrijf op!
  • Wat heb je gedaan vandaag? 
  • Wat is het beste gelukt?
  • Wat had je beter kunnen doen?
  • Noem twee positieve dingen over hoe je hebt gewerkt?



timer
1:00

Slide 21 - Slide

Schrijf op!
-Wat heb je gedaan vandaag?
-Wat is het beste gelukt?
-Wat had je beter kunnen doen?
-Noem twee positieve dingen over hoe je hebt gewerkt?

Slide 22 - Mind map

Slide 23 - Slide