Nova nask bovenbouw kader H 5 licht

Nova nask bovenbouw kader H 5 licht
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nova nask bovenbouw kader H 5 licht

Slide 1 - Slide

Licht




• Geef niet méér antwoorden dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd, geef er dan twee en niet méér.
• Vermeld altijd de berekening, als een berekening gevraagd wordt. Een goede uitkomst zonder berekening levert geen punten op.
• Vermeld bij een berekening altijd welke grootheid berekend wordt.
• Geef de uitkomst van de berekening ook altijd met een juiste eenheid.

Slide 2 - Slide

1 Wanneer je spierpijn hebt,
is het mogelijk om de pijn te verlichten met een warmtelamp.

a Met welke soort straling werkt deze warmtelamp?


A
infrarode straling
B
microgolven
C
röntgenstraling
D
ultraviolette straling

Slide 3 - Quiz

De warmtelamp verbetert de doorbloeding van je spieren, waardoor ze sneller kunnen herstellen. Voor het beste resultaat moet de lamp niet te ver van je lichaam af staan.

b Waarom is het belangrijk dat de lamp niet te ver weg staat?

Slide 4 - Open question

c Wat gebeurt er in je lichaam met de warmte die de lamp afstaat?



A
Je lichaam laat de warmte door.
B
Je lichaam neemt de warmte op.
C
Je lichaam staat warmte af.

Slide 5 - Quiz

Demi besluit de lamp te proberen. Naast warmte geeft deze lamp ook rood licht.

d Teken op het werkblad de schaduw van Demi op de muur en op de grond die door de lamp ontstaat.

Slide 6 - Open question

In afbeelding 1 zijn enkele tafelbladen afgebeeld.

Heb je bij de tafelbladen te maken met spiegelende of diffuse weerkaatsing?


A
diffuse weerkaatsing
B
spiegelende weerkaatsing

Slide 7 - Quiz

3 Een appel ligt voor een spiegel.

a Teken op het werkblad het spiegelbeeld van de appel.

Slide 8 - Open question

b Teken op het werkblad de terugkaatsende lichtstraal
van de lichtstraal die van de appel komt.

Slide 9 - Open question

4 a Hoe kun je het spectrum van wit licht laten zien?
A Door het wit licht te laten vallen op een driehoekig stuk glas.
B Door het wit licht te laten vallen op een negatieve lens.
C Door het wit licht te laten vallen op een positieve lens.

A
Door het wit licht te laten vallen op een driehoekig stuk glas.
B
Door het wit licht te laten vallen op een negatieve lens.
C
Door het wit licht te laten vallen op een positieve lens.

Slide 10 - Quiz

b Wat is de juiste volgorde van de kleuren in het spectrum?




A
rood, geel, oranje, blauw, groen en violet
B
rood, geel, oranje, groen, blauw en violet
C
rood, oranje, geel, blauw, groen en violet
D
rood, oranje, geel, groen, blauw en violet

Slide 11 - Quiz

5 De zon zendt licht uit.
Aan weerszijden van het licht liggen in het spectrum twee andere soorten straling.

a Welke twee soorten onzichtbare straling zendt de zon nog meer uit?
b Tegen welke soort straling bescherm je je met zonnebrandcrème?

Slide 12 - Open question

6 Henri heeft een blauw shirt met rode letters aan.

a Geef in het schema op het werkblad aan welke kleur je ziet bij de verschillende lampen.

Slide 13 - Open question

b Henri trekt nu een gele trui met oranje letters aan.
Bij welke kleuren zijn de letters op zijn trui niet meer zichtbaar?

Slide 14 - Open question

Waar zie je een negatieve lens?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quiz

Bepaal hoe groot de brandpuntsafstand is
in situatie A en B.

Gebruik het werkblad
en je geodriehoek

Slide 16 - Open question

8 In afbeelding 3 zie je hoe een lichtstraal
vanaf het wijnglas vanuit punt L
door een bolle lens wordt gebroken.

a Bepaal op het werkblad
waar het beeldpunt van L komt te liggen.
Zet daar L′ bij.

Slide 17 - Open question

c Bepaal hoe groot de voorwerpsafstand
en de beeldafstand zijn.
Gebruik het werkblad

Slide 18 - Open question

Het oog bestaat uit verschillende onderdelen.
 Sleep elk onderdeel naar de juiste omschrijving.

de iris
de pupil
de lens
de oogzenuw
het netvlies
Dit is de plek waar de lichtstralen worden gebogen. 
Geeft signalen door aan de hersenen. 
Het gekleurde deel in je oog. 
Hierin zitten lichtgevoelige cellen. 
De opening waar het licht naar binnen gaat.

Slide 19 - Drag question

10 Als er licht op je oog valt, beweegt het door de doorzichtige onderdelen van je oog.

Wat zorgt ervoor dat er meer licht (bijvoorbeeld wanneer het donker is), in je oog kan komen?




A
De iris wordt groter.
B
De ooglens wordt boller.
C
De pupil wordt groter.
D
Het glasachtig lichaam wordt groter.

Slide 20 - Quiz

Daniëlle heeft last van haar ogen.
Als ze een boek leest heeft ze geen probleem,
maar zodra ze in de auto zit en verkeersborden wil lezen, wordt het beeld vaag.

a Wat gebeurt er met de lens in haar oog?


A
De lens kan niet bol genoeg worden als ze een boek leest.
B
De lens kan niet bol genoeg worden als ze naar de verkeersborden kijkt.
C
De lens kan niet plat genoeg worden als ze een boek leest.
D
De lens kan niet plat genoeg worden als ze naar de verkeersborden kijkt.

Slide 21 - Quiz

Heeft Daniëlle last van bijziendheid of van verziendheid?
A
bijziendheid
B
verziendheid

Slide 22 - Quiz

Heeft Daniëlle hiervoor een bril nodig met positieve of negatieve lenzen?
A
positieve lenzen
B
negatieve lenzen

Slide 23 - Quiz

Welke bewering is waar zijn over
uv-straling.
A
Hoe hoger de temperatuur, hoe meer uv-straling er wordt uitgezonden.
B
Uv-straling zorgt ervoor dat je huid kan kleuren.
C
In de afstandsbediening van de autosleutel wordt met uv-straling een signaal gezonden naar de auto.

Slide 24 - Quiz