P2 W9 Nederlands UHFDO20FM-B

Nederlands
16 november 2021 - Sandra Asjes
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
16 november 2021 - Sandra Asjes

Slide 1 - Slide

Programma 16 november 2021
Lezen Hoofdstuk 2 (2F)

Taalbegrip (2F)

Slide 2 - Slide

Lezen Hoofdstuk 2 - De opbouw van een tekst
2.1: De indeling van een tekst
2.2: Deelonderwerpen herkennen
2.3: Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 3 - Slide

Waar denk je aan bij de opbouw van een tekst?

Slide 4 - Mind map

De Indeling van een tekst.

Hoe is een goede tekst opgebouwd?
A
verschillende kanten van het onderwerp het onderwerp samenvatting
B
samenvatting aandacht trekken over het onderwerp verschillende kanten van het onderwerp
C
introductie van het onderwerp verschillende kanten van het onderwerp samenvatting
D
aandacht trekken over het onderwerp samenvatting het onderwerp

Slide 5 - Quiz

Op welke manier lees je als je snel alle deelonderwerpen van een tekst wilt weten?
A
Precies lezen
B
Zoekend lezen
C
Oriënterend lezen
D
Studerend lezen

Slide 6 - Quiz

Wat is 'de lay-out' van een tekst?
A
De titel van een tekst.
B
De indeling van een tekst.
C
De eerste alinea van een tekst.
D
De opmaak van een tekst.

Slide 7 - Quiz

De titel van een tekst is:
Schilderen

Wat zouden de deelonderwerpen kunnen zijn?
A
schoonmaken, repareren, grondverf aanbrengen, aflakken
B
vloeren, daken, tuinen, wegen
C
vakantie, hotel, strand, bier drinken
D
zon, regen, sneeuw, hagel

Slide 8 - Quiz

Woordenschat: Wat betekenen de onderstaande woorden?
protectie
impact
waarde
alinea
identiteit
hoe belangrijk iets is
invloed, effect
een gedeelte van een tekst
bescherming
eigen persoonlijkheid

Slide 9 - Drag question

Opdracht
Je mag nu maken:
2.1: de examenopdracht
2.2: de examenopdracht
2.3: de examenopdracht

Slide 10 - Slide

Taalbegrip

spelling: zijn de woorden goed of fout gespeld?
dictee: 4 zinnen opschrijven
spelling: d of t / dd of tt / dt?????


Slide 11 - Slide

Schrijf het volgende woord op:

Slide 12 - Open question

Schrijf het volgende woord op:

Slide 13 - Open question

Schrijf het volgende woord op:

Slide 14 - Open question

schrijf het volgende woord op:

Slide 15 - Open question

Schrijf het volgende woord op:

Slide 16 - Open question

makkelijk
woordenboek
ontspanning
programma
radiocommercial

Slide 17 - Slide

dictee.
4 zinnen. Let op hoofdletters en punten!

Slide 18 - Slide

1. Staat de Nederlander in het buitenland nog altijd bekend als tolerant maar gierig?

2. Na het verkeersongeluk van vorig jaar gaat het nu weer uitstekend met dit meisje.

3. De lastige installatie van dit computerprogramma kost meer tijd dan verwacht.

4. Het buurtfeest heeft dit jaar als thema vrijwilligerswerk in je eigen wijk.

Slide 19 - Slide

Welke zin is goed?
A
De slager kruid het gehakt.
B
de slager kruidt het gehakt.
C
De slager kruidt het gehakt.
D
De slager kruid het gehakt

Slide 20 - Quiz

Welke zin is fout?
A
Natuurlijk heeft het zin dat je je werk verzorgt.
B
Als ik stress, krijg ik een tic in mijn oog.
C
De minister zegt dat hij de gang van zaken betreurd.
D
Vindt je broer dat ook?

Slide 21 - Quiz

Welke zin is fout?
A
Volhardt je in je standpunt?
B
De zanger zegt dat hij alle brieven beantwoordt.
C
Jouw verhaal grenst aan het ongelofelijke!
D
De chef wil een totaal ander plan invoeren.

Slide 22 - Quiz

Welke zin is goed?
A
jij wordt een goede verkoper.
B
Jij wordt een goede verkoper
C
Jij word een goede verkoper.
D
Jij wordt een goede verkoper.

Slide 23 - Quiz

wat heb je in deze les geleerd?

Slide 24 - Mind map

Afsluiting
Zoek een foto op internet.
-Wat is je mening over de les?

Slide 25 - Open question