§11.3

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Pak alvast je tekstboek erbij,

 blz 109

Welke stof is een zuur?

1. NaCl (s)
2. MgO (s)
3. HCl (g)
4. CO (g)

Wat is het zuur-ion van HNO₃ (l)?

1. H​+​​(aq)+NO​3​−​​(aq)
2. NO​3​−​​(aq)
3. H​+​​(aq)
4. HNO​3​​(l)

Welke oplossing is een base?

1. 
2. 
3. 
4. Zowel A, B als C

Wat is het basische ion in een oplossing van Kaliumhydroxide (KOH)

1. K​+​​(aq)
2. OH​−​​(aq)
3. H​+​​(aq)
4. KOH(s)

Geel/groen mag zelfstandig aan het werk met §11.3. 

Eerst §11.3 lezen en dan werkboek-vragen 1 t/m 29 maken en nakijken. 

Aan het einde van de les kun je vertellen in hoeverre je deze doelen beheerst.

Lees blz 109

Welke stof hieronder is een base?

1. HCl (g)
2. AgF (s)
3. MgO (s)
4. NO (g)

Sleep de juiste zuur en basische ionen naar het vakje.

Let op: Er blijven ionen over!

Zuur-ion

Basisch-ion

H⁺

Ag⁺

Fe³⁺

OH^-

O^2-

CO₃^2-

PO₄^2-

S^2-

Lees blz 109

Mark doet een experiment. Hij doet een bepaalde hoeveelheid natronloog bij azijnzuur. De pH van de oplossing gaat hierbij van pH 3 naar pH 5. 

Welk begrip hoort bij het bovenstaande experiment?

1. Neutraliseren
2. Experimenteren
3. Ontzuren
4. Neerslag-reactie

Lees blz 110

Je kunt een zuur/base vergelijking opstellen met een goed oplosbare base.

De base Natriumhydroxide wordt bij een zure oplossing gedaan. Schrijf de zuur/base oplossing op.

De base Kaliumcarbonaat wordt bij een zure oplossing gedaan. Schrijf de zuur/base oplossing op.

Tigo doet een experiment, hij doet kaliumcarbonaat bij een zure oplossing. Hoe kan hij zien dat er CO₂ (g) ontstaat?

1. Hij ziet een kleurverandering.
2. Hij ziet belletjes omhoog komen.
3. Hij ziet een neerslag ontstaan.
4. Hij kan dit pas zien als hij een indicator toevoegt.

Lees blz 110 en 111

Je kunt een zuur/base vergelijking opstellen met een slecht oplosbare base.

Welke base is slecht oplosbaar?

1. KOH(s)
2. CuO(s)
3. Na​2​​CO​3​​(s)
4. NH​3​​(g)

1: Tigo doet een proefje, hij doet zilveroxide in zoutzuur. Welke reactie vind er plaats, maak de vergelijking.

2: Mads doet ook een proefje, hij doet kaliumcarbonaat in zoutzuur. Welke reactie vind er plaats, maak de vergelijking.

Tip 1:

Stap 1: schrijf eerst het zuur-ion op (dit is altijd H+)

Stap 2: Schrijf het basische-ion op.

Stap 3: Wat is de standaard vergelijking?

Tip 2:

Stap 4: Is de base goed oplosbaar? Zo ja dan voldoet de standaard vergelijking. Zo niet schrijf de base met metaalion op voor de pijl en als ion na de pijl.

Stap 5: Maak een kloppende zoutformule (base) voor de pijl.

Stap 6: Maak de vergelijking kloppend

Opdracht:

Klaar? Maak de vragen 1 t/m 29 in je werkboek

Opdracht antwoorden:

Klaar? Maak de vragen 1 t/m 29 in je werkboek

Antwoord proefje Tigo

Antwoord proefje Mads

Huiswerk donderdag 4 maart:

Maken en nakijken §11.3 vraag 1 t/m 29

In hoeverre snap je de leerdoelen en kun je ze toepassen in vragen?

0100