Kapitel 1 Wörter & Grammatik Test

Wörter Kapitel 1
1 / 44
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wörter Kapitel 1

Slide 1 - Slide

Duitsland
A
deutschland
B
Deutschland
C
Duitschland
D
Österreich

Slide 2 - Quiz

de straat
A
das strasse
B
die Straße
C
der Name
D
das Jahr

Slide 3 - Quiz

Zwitserland
A
die Sweiz
B
die schweiz
C
Schweden
D
die Schweiz

Slide 4 - Quiz

Oostenrijk
A
Osterreich
B
Ostenreich
C
Österreich
D
die Niederlande

Slide 5 - Quiz

het e-mailadres
A
E-Mail-Adresse
B
die Adresse
C
emailadresse
D
die E-Mail-Adresse

Slide 6 - Quiz

het telefoonnummer
A
die Telefonnummer
B
die telefonnummer
C
die Telefoonnummer
D
die Telefonummer

Slide 7 - Quiz

die Leute
A
de mensen
B
luid

Slide 8 - Quiz

heute
A
hooi
B
vandaag

Slide 9 - Quiz

Jetzt musst du die Antwort selber schreiben ..

Slide 10 - Slide

de naam (enkelvoud)

Slide 11 - Open question

Nederland

Slide 12 - Open question

het adres

Slide 13 - Open question

het jaar

Slide 14 - Open question

Rad fahren

Slide 15 - Open question

oft

Slide 16 - Open question

der Monat

Slide 17 - Open question

Tschüss!

Slide 18 - Open question

Ik ken de woorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Grammatik Kapitel 1

Slide 20 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden
(ik, jij, hij, zij, het, wij , jullie, zij , u)

Slide 21 - Slide

ch
u
r / sie / es
ir
hr
ie / Sie

Slide 22 - Slide

Übersetzte (vertaal):
jij

Slide 23 - Open question

Übersetzte (vertaal):
wij

Slide 24 - Open question

Übersetzte (vertaal):
jullie

Slide 25 - Open question

Übersetzte (vertaal):
u

Slide 26 - Open question

Übersetzte (vertaal):
zij

Slide 27 - Open question

Übersetzte (vertaal):
hij

Slide 28 - Open question

Übersetzte (vertaal):
het

Slide 29 - Open question

Ihr seid
Sie sind
Er ist
Du bist
Jij bent
Jullie zijn
Hij is
U bent

Slide 30 - Drag question

sein
ich
bin
du 
bist
er / sie / es
ist
wir
sind
ihr
seid
sie / Sie 
sind

Slide 31 - Slide

ich ......
A
bin
B
bien
C
bist
D
sein

Slide 32 - Quiz

du ....................
A
bin
B
bist
C
sein
D
seid

Slide 33 - Quiz

ihr ....................
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 34 - Quiz

Agnes und Martin .............
A
seid
B
sind
C
bist
D
ist

Slide 35 - Quiz

Das Kind ............
A
bin
B
bist
C
ist
D
seid

Slide 36 - Quiz

Warum ............. Sie hier?
A
seid
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 37 - Quiz

Du .................... nett (sein)
A
bist
B
bin
C
ist
D
sein

Slide 38 - Quiz

Ich ........... 14 Jahre alt (sein)
A
habe
B
bin
C
sein
D
haben

Slide 39 - Quiz

Meine Mutter ............ 40 Jahre alt.
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 40 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord sein in:

Wir .... Paula und Laura.

Slide 41 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord sein in:

Das ... mein Hund Felix.

Slide 42 - Open question

Ik kan het werkwoorden sein in de tegenwoordige tijd gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll

Ende Test
Je bent klaar met de toets.

Ga nu nog verder met het leren van de woorden en grammatica.
Boek blz. 26 & 27 of
Slim stampen!

Slide 44 - Slide