rekenen 3T

• Rekenen
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 3

Rekenen 3T

herhaling vorige les

3.3  Delen met decimale getallen.

Wat weten we nog?

Delen door 10, 100, 1000 enzovoort? 

Waar begin je mee als je deelt met decimale getallen?

1. komma's weghalen
2. afronden
3. een schatting maken
4. de getallen groter maken

Delen met decimale getallen

1. maak een schatting door de getallen af te ronden op gehele getallen. (bijv. 20,25:1,5= 20:2= 10)

2. haal de komma's uit de som

3. heb je het antwoord? zet de komma weer terug op de juiste plek op basis van jouw schatting.

 

oefen opdrachten

1. 48,3:1000=

2. 3,96:100=

3. 33,6:10=

4. 20,25:1,5=

3.4 Afronden

Doel: je leert afronden op gehele getallen en decimalen

Wat zijn decimalen?

Hoe rond je af als je het hebt over geld?

Hoe rond je getallen af?

oefenopdracht

4,649,-  

Rond af op 2 decimalen

Rond af op 5 cent

Rond af op hele euro's

4.1 vlakke en ruimtelijke figuren

4.2 eigenschappen vlakke figuren

Lijnen die dezelfde richting hebben en elkaar niet snijden zijn evenwijdig of parallel

Lijnen die elkaar onder een rechte hoek (90graden) snijden, noemen we loodrecht of haaks

4.2 eigenschappen vlakke figuren

Een figuur die je kunt dubbelvouwen zodat de beide helften netjes op elkaar passen, heet spiegel symmetrisch of lijn symmetrisch

Een figuur die je na draaien met zichzelf samenvalt, heet draai symmetrisch

4.3 lengte en omtrek

Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte. De eenheid van lengte is de meter.

De omtrek van een figuur is de lengte die je meet als je om het figuur heen moet.

                                                 Bij het omrekenen van lengtematen kun                     je dit schema gebruiken:

4.4 oppervlakte

Oppervlakte= lengte x breedte 

vergeet bij het antwoord het kleine tweetje niet (vierkante)

oppervlakte driehoek= zijde x hoogte : 2

4.5 inhoud

inhoud= lengte x breedte x hoogte

Inhoud druk je uit in kubieke, vergeet het kleine drietje niet bij het antwoord