Klas 1C Nederlands 11 mei

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Wat gaan we vandaag doen?

Enquete invullen over de afgelopen 3 lessen.

Verwijswoorden uitleggen

m: opdracht 4 en 5 van taalverzorging (verwijswoorden H5) pagina 135.

Leerdoelen

Ik weet wat verwijswoorden zijn.

Ik kan verwijswoorden herkennen in verschillende opdrachten.

Ik kan de juiste verwijswoorden in zinnen kiezen.

Ik kan opschrijven waarnaar een woord verwijst. 

Ik kan een paar vragen beantwoorden over de leesopdrachten die we gedaan hebben. 

Verwijswoorden

Verwijswoord: hiermee kan je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.

Max is blij. Hij heeft zijn partijtje squash gewonnen.

Zo gebruik je verwijswoorden:

-enkelvoud (mannelijk): hij, hem, deze, zijn, die

-enkelvoud (vrouwelijk: zij/ze, haar, deze, die

-enkelvoud (onzijdig): het, zijn, dit, dat

-Meervoud: zij/ze, hun, deze, die

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.

1. juist
2. onjuist

Ons tweede team doet het beter. Dat / Die staat nu tweede.

1. dat
2. die

Max is onze nieuwe mentor. Ik geloof dat ... wel aardig is.

1. hij
2. zij
3. ze
4. hem

Oorlogswinter is een spannend boek. ... is ook verfilmd.

1. hij
2. het
3. zij
4. haar

Dit was ons hotel in Barcelona. ... had vijf verdiepingen.

1. hij
2. zij
3. het
4. hem

Ik heb die film al gezien en ik vond haar/hem erg goed.

1. hem
2. haar

De boer riep naar de koe dat ... sneller moest lopen.

1. hij
2. zij

Huiswerk dinsdag 12 mei

m: opdracht 1 t/m 3 van taalverzorging H5 (verwijswoorden) pagina 134 en 135.

Maak een foto en stuur dit vandaag naar: [e-mail].