3e b/k 16 wo 17 nov
Wat wordt bedoeld met: 'empathie'?
A
Medelijden met iemand hebben.
B
Je kunnen inleven in een ander.
C
Dat je sympathiek bent.
1 / 18
Items in this lesson
Wat wordt bedoeld met: 'empathie'?
A
Medelijden met iemand hebben.
B
Je kunnen inleven in een ander.
C
Dat je sympathiek bent.
Slide 1 - Quiz
reuma
alzheimer
diabetes
parkinson
beroerte
ontstoken
gewrichten
herseninfarct
insuline tekort
schuifelend lopen
& veel beven
vergeetachtig
Slide 2 - Drag question
Welk orgaan maakt insuline aan?
A
alvleesklier
B
darmen
C
lever
D
milt
Slide 3 - Quiz
Een handicap is altijd een aangeboren beperking waardoor je belemmerd wordt in je functioneren...
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
verbaal
non-verbaal
Slide 5 - Drag question
Wat is een persoonsgebonden budget?
A
dat krijg je om zorg en hulp in te kopen
B
dat krijg je om op vakantie te gaan
C
dat krijg je om kleding van te kopen
D
dat krijg je om boodschappen van te doen
Slide 6 - Quiz
Katoen is een voorbeeld van
A
Dierlijke stof
B
Natuurlijke stof
C
Synthetische stof
Slide 7 - Quiz
Wat voor een textiel maakt de insect op de afbeelding?
A
Katoen
B
Nylon
C
Viscose
D
Zijde
Slide 8 - Quiz
Welke natuurlijke vezels hebben de genoemde eigenschap?
Is warm
Is warm
A
Katoen / Linnen
B
Wol
C
Polyester
Slide 9 - Quiz
Wat is ADL?
A
Algemeen Dagelijkse Lichaamsverzorging
B
Algemeen Dagelijkse levensverrichtingen
C
Activiteiten Dagelijks Leven
D
Algemeen Dagelijkse Leefactiviteiten
Slide 10 - Quiz
Welk gevaarsymbool zie hier?
A
Ontvlambaar
B
Milieugevaarlijk
C
Irriterend
D
Lange termijn gezondheidsgevaar
Slide 11 - Quiz
Welk gevaarsymbool zie je hier?
A
Giftig
B
Ontvlambaar
C
Oxiderend
D
Irriterend
Slide 12 - Quiz
Wat valt niet onder platgoed?
A
theedoeken
B
lakens
C
handdoeken
D
T-shirt
Slide 13 - Quiz
Wat is een fokuswoning?
A
Wonen geestelijk gehandicapten met begeleiding
B
Wonen lichamelijk gehandicapten zelfstandig met ADL hulp
C
wonen lichamelijk gehandicapten in een groep
D
Wonen geestelijk gehandicapten met ADL hulp
Slide 14 - Quiz
Wat bedoelt men met:
"Begeleid zelfstandig wonen "?
"Begeleid zelfstandig wonen "?
A
Een eigen kamer en daarnaast een gezamenlijke woon kamer
B
Dat is alleen wonen met af en toe wat hulp
Slide 15 - Quiz
Dit wassymbool betekent:
A
Geen bleekmiddel gebruiken
B
Hangend drogen
C
Niet drogen in droogtrommel
D
Niet wassen
Slide 16 - Quiz
als je op je ergonomie let bij het strijken, dan let je op...
A
de stand van het strijkijzer
B
de hoogte van de strijkplank
C
het behandelingsetiket van het wasgoed
D
dat je je niet verbrand aan het strijkijzer
Slide 17 - Quiz
Hoe heet dit etiket?
A
Behandelingsetiket
B
Samenstellingsetiket
