Individuele Praktische Opdracht vrijdag 11 oktober
Je krijgt een rekje met daarin 3 reageerbuizen. De buizen zijn gemerkt met een letter en een nummer (bv A1, A2 en A3). In elke reageerbuis zit een beetje van een vaste stof. Dit zijn 3 verschillende, zuivere stoffen. Je krijgt de namen van de 3 stoffen en moet dus onderzoeken welke stof in welke buis zit.
De bedoeling van dit PO is dat je met behulp van de scheikundekennis, die je de afgelopen jaren hebt opgedaan, bepaalt welke stof in welk buisje zit. Om dit makkelijker, en misschien moeilijker, te maken moet je je houden aan de volgende regels:
1. Eén stof toon je aan met een zuur-base reactie, een andere stof toon je aan met een neerslagreactie en de overgebleven
stof toon je aan met een redoxreactie. Je moet dus elke soort reactie één keer gebruiken om aanwezigheid van een stof
met een positieve waarneming aan te tonen.
2. Een reactie is geldig als er een duidelijke waarneming is, denk aan gasvorming, kleurverandering of het ontstaan van een neerslag uit twee oplossingen (neerslagvorming is niet duidelijk waarneembaar wanneer één van je beginstoffen een
suspensie is).
3. Je maakt gebruik van je BiNaS om informatie over de stoffen op te zoeken. Deze informatie verwerk je tot een werkplan.
4. In je werkplan gebruik je de juiste termen en notaties van stoffen en oplossingen. Ook geef je bij elke reactie een kloppende
reactievergelijking en een verwachte waarneming.
5. Je schrijft van je onderzoek een kort verslag, waarin je je waarnemingen en conclusies verwerkt. Je eindigt door te
concluderen in welke buis zich welke stof bevindt.
Dit alles doe je in één lesuur (45 minuten)! Het is dus zaak dat je goed voorbereid naar de les komt.