Klas 2 toets: Voortplanting

In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van de man getekend.

1. Vul de namen bij de nummers in. Beantwoorden op volgende slide.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van de man getekend.

1. Vul de namen bij de nummers in. Beantwoorden op volgende slide.

Slide 1 - Slide

1. Vul de namen bij de nummers in.

Slide 2 - Open question

De volgende gegevens horen bij de vragen 2 en 3.


Mannen die geen kinderen (meer) willen verwekken, kunnen zich via een operatie laten steriliseren.
Bij deze operatie worden bepaalde afvoergangen onderbroken (zie afbeelding 1).
2. Welke afvoergangen zijn na sterilisatie onderbroken?
(beantwoorden op volgende slide)

Slide 3 - Slide




2. Welke afvoergangen zijn na sterilisatie onderbroken?

Slide 4 - Open question


3. Kan bij een gesteriliseerde man tijdens geslachtsgemeenschap nog lozing van zaadvocht plaatsvinden? Zo ja, uit welk orgaan of uit welke organen is dit zaadvocht afkomstig?

Slide 5 - Open question

Twee kenmerken van een man zijn:
een balzak en een lage stem.

4. Welk(e) van deze kenmerken is of zijn een secundair geslachtskenmerk?

A
Alleen de balzak.
B
Alleen de lage stem.
C
De balzak en de lage stem.
D
Geen van beiden.

Slide 6 - Quiz

5. Hoe wordt het genoemd als een jongen of een man zelf zorgt voor een zaadlozing?


A
Masturbatie.
B
Menstruatie.
C
Orgasme.
D
Ovulatie.

Slide 7 - Quiz


De tekening geeft een cel van de mens weer.

6. Waar ontstaat deze cel?

Slide 8 - Open question

7. Leg uit waardoor zaadcellen zonder zweepstaart
onvruchtbaarheid tot gevolg hebben.
(beantwoorden op de volgende slide)

Slide 9 - Slide


7. Leg uit waardoor zaadcellen zonder zweepstaart
onvruchtbaarheid tot gevolg hebben.

Slide 10 - Open question

8. Als een reebokje ongeveer 3 maand is, begint er onder invloed van hormonen een gewei te groeien. Is het gewei een primair of een secundair kenmerk van een reebokje?
Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open question

In de afbeelding zie je het voortplantingsstelsel van een vrouw. 

9. Schrijf de juiste namen achter de nummers.
(beantwoorden op volgende slide)

Slide 12 - Slide


9. Schrijf op de juiste namen achter de nummers.

Slide 13 - Open question


Een man en een vrouw hebben geslachtsgemeenschap. 
Ze gebruiken geen voorbehoedmiddelen.
 
10. In welk deel komen de zaadcellen het eerst terecht nadat ze de penis hebben verlaten?

A
In deel 1.
B
In deel 2.
C
In deel 3.
D
In deel 4.

Slide 14 - Quiz

11. Bij een vrouw vindt ovulatie plaats. Vervolgens wordt bij deze vrouw een eicel bevrucht.

Vindt de eerste deling na de bevruchting plaats in de baarmoeder, in een eierstok of in een eileider?

A
In de baarmoeder.
B
In een eierstok.
C
In een eileider.

Slide 15 - Quiz

12. Een stelletje kiest voor een voorbehoedsmiddel waarbij een bevruchte eicel niet in het baarmoederslijmvlies kan innestelen.
Welk voorbehoedsmiddel hebben ze gekozen?
A
Pessarium
B
Pil
C
Spiraaltje
D
Condoom

Slide 16 - Quiz

Bekijk de afbeelding goed.

13. Welke vorm van geboorteregeling brengt de tekenaar onder de aandacht ? Beantwoorden op de volgende slide.

Slide 17 - Slide


13. Welke vorm van geboorteregeling brengt de tekenaar onder de aandacht ? Leg je antwoord uit.

Slide 18 - Open question

Een vrouw heeft op een kalender de eerste dag van haar menstruatie aangegeven. Deze vrouw heeft een regelmatige menstruatiecyclus. 

In de maand februari heeft deze vrouw op vier dagen geslachtsgemeenschap gehad met een man, namelijk op 5, 12, 19 en 26 februari.

14. Op welke van de genoemde dagen is de kans het grootst dat de geslachtsgemeenschap tot bevruchting leidt?
Beantwoorden op de volgende slide.


Slide 19 - Slide

14. Op welke van de genoemde dagen is de kans het grootst dat de geslachtsgemeenschap tot bevruchting leidt?

A
Op 5 februari.
B
Op 12 februari.
C
Op 19 februari.
D
Op 26 februari.

Slide 20 - Quiz

Als een eicel niet bevrucht wordt, vindt na de ovulatie (eisprong) een menstruatie plaats.
Eva heeft een regelmatige menstruatiecyclus van 28 dagen.

15. Hoeveel dagen na een ovulatie begint bij haar de menstruatie?

A
ongeveer 7 dagen
B
ongeveer 14 dagen
C
ongeveer 21 dagen
D
ongeveer 28 dagen

Slide 21 - Quiz

Je kunt een soa-besmetting krijgen bij het vrijen.

16. Welk voorbehoedmiddel biedt bescherming tegen besmetting?


A
De pil.
B
Een condoom.
C
Een spiraaltje.
D
Sterilisatie.

Slide 22 - Quiz

De soa’s syfilis en gonorroe kun je krijgen door van een vies toilet gebruik te maken.

17. Juist of onjuist?

Slide 23 - Open question

Bij chlamydia is de ziekteverwekker een bacterie.

18. Juist of onjuist?

Slide 24 - Open question

Na ongeveer 40 weken zwangerschap wordt de baby geboren. In de afbeelding wordt een fase van de geboorte weergegeven.


19. Hoe wordt deze fase genoemd? (beantwoorden op volgende slide)

Slide 25 - Slide


19. Hoe wordt deze fase genoemd?
A
Weeën.
B
Indaling.
C
Uitdrijving.
D
Ontsluiting.

Slide 26 - Quiz

In de afbeelding zie je eem embryo in de baarmoeder

20. Met welk cijfer wordt de placenta weergegeven? Beantwoord op de volgende slide

Slide 27 - Slide


20. Met welk cijfer wordt de placenta weergegeven? 
A
1.
B
2.
C
3.
D
4.

Slide 28 - Quiz