voorvoegsels, achtervoegsels

Voorvoegsels en achtervoegsels
Weet je het nog?
Kan je nog een voorbeeld noemen van een voorvoegsel?

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voorvoegsels en achtervoegsels
Weet je het nog?
Kan je nog een voorbeeld noemen van een voorvoegsel?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is het voorvoegsel van mislukt?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voorvoegsel van herexamen?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn allemaal achtervoegsels?
A
-heid, -erd, -isch, -rik
B
ont-, be-, ge-, ver-
C
-baar, ver-, on-, -lijk
D
-aard, -baard, -aar, -oor

Slide 4 - Quiz

B: dit zijn allemaal voorvoegsels
C: dit zijn voor- en achtervoegsels
D: -baard en -oor zijn geen voor- of achtervoegsels. Het zijn wèl woorden waarmee je samenstelling kunt maken Bijvoorbeeld: Blauwbaard, hangoor.
Wat is een woord met een achtervoegsel?
A
fietstocht
B
smaakvol

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welk van deze woorden heeft GEEN voor- of achtervoegsel?
A
herkenbaar
B
inefficiënt
C
onaardig
D
keukentafel

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Heeft dit woord een achtervoegsel?
waardeloos
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het achtervoegsel
-vol

A
zonder
B
nergens
C
met veel
D
boompje

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

wat betekent het achtervoegsel 'loos'-?
A
veel
B
je kan het
C
zonder
D
niet

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het achtervoegsel bij dit woord ?
betaalbaar
A
be-
B
-taal-
C
-baar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

wat betekent het achtervoegsel 'baar'-?
A
slecht
B
je kan het
C
nog een keer
D
niet

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het achtervoegsel in het woord
kinderachtig?
A
kinder
B
achtig

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Een voorvoegsel kan je helpen om
A
een woord in de verleden tijd te zetten.
B
de betekenis van een woord te vinden.
C
een woord te verkleinen.
D
het lidwoord goed te gebruiken.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

voorvoegsels zijn
A
on, her ,lijk
B
on -ver -lijk
C
on-her-lijk
D
on -her- non

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN voorvoegsel?
A
bij
B
ex
C
her
D
ont

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN voorvoegsel?
A
mis-
B
inter-
C
ge-
D
aan-

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het voorvoegsel 'on-'
A
tegen
B
weer
C
slecht
D
niet

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel wan-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions