Zomervakantiequiz 2024

Zomervakantiequiz 2024

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zomervakantiequiz 2024

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Als je deze zomer gaat varen en iemand roept 'stuurboord'. Welke kant bedoelt hij dan?
A
rechterkant
B
achterkant
C
linkerkant
D
voorkant

Slide 2 - Quiz

15 seconden
Als je deze zomer op het strand een 'paperback' leest. Wat wordt daarmee bedoeld?
A
spannend boek
B
boek van gerecycled papier
C
boek met harde kaft
D
boek met zachte kaft

Slide 3 - Quiz

15 seconden

Slide 4 - Slide

35 sec
Wat staat er in de rebus?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Vorig jaar zijn we naar Portugal .....(reizen)
A
gereist
B
gereisd
C
gereizt
D
gerezen

Slide 6 - Quiz

10 seconden
Speciaal voor mij is ze naar de ijsboer ...(sjezen)
A
gesjeest
B
gesjeesd
C
gesheest
D
gesheesd

Slide 7 - Quiz

10 seconden
Eind februari staat de eerste wedstrijd op het rooster. Hoewel het nog guur kan zijn in die tijd van het jaar, hopen de wielrenners op een warme voorjaarszon.

Wat is het tegenovergestelde van ''guur''?
A
aangenaam warm
B
apart
C
de eerste tijd
D
onaangenaam koud

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een synoniem voor 'omvang'?

A
fors
B
grootte
C
honderd
D
nietig

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord in de zin is de persoonsvorm?

Niet alleen Renske gaat op die dag feestvieren.

A
alleen
B
gaat
C
dag
D
feestvieren

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord in de zin is een werkwoord?

Renske viert op 25 september haar verjaardag.

A
viert
B
op
C
haar
D
verjaardag

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in de zin?

Veel mensen zijn in september jarig
A
veel mensen
B
zijn
C
in september
D
jarig

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Daar in de verte staan jongens ____ niet op deze school zitten.

A
dat
B
deze
C
die
D
dit

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welk werkwoord past in de zin?

Dat team ____ een prijs gewonnen
A
is
B
heb
C
heeft
D
zijn

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Achter welke zin hoort een vraagteken?

A
Bij een asiel in New York wordt een verlamde kat gebracht
B
Door verlamde achterpootjes kan de kat niet lopen
C
Een medewerker knutselt een rolstoel van Lego
D
Kan de kat zo’n rolstoel wel zelf besturen

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke woorden horen met een hoofdletter?

in china won een frans team een prijs met hun parachute.

A
In China Frans
B
China Frans Parachute
C
In Frans Parachute
D
In China

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Bij welk werkwoord verandert de klank in de verleden tijd?

A
bouwen
B
landen
C
springen
D
zweven

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

In welk land is het Nederlands, naast Nederland en België, een officiële taal?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Welk Engels woord komt oorspronkelijk uit het Nederlands?
A
table
B
window
C
milk
D
cookie

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke taal is dit?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

In welke taal stond dit fragment van Asterix en Obelix?
A
Afrikaans
B
Fries
C
Surinaams
D
Vlaams

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions