3.3 geld voor de gemeente

Hoofdstuk 3:
3.3 Geld voor de gemeente
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3:
3.3 Geld voor de gemeente

Slide 1 - Slide

3.1/3.2: wat weten we nog?

Slide 2 - Mind map

Rekenen met BTW
Verkoopprijs jas € 125 en btw is 21%. 
Bereken de consumentenprijs

  1. BTW berekenen:
    € 125 : 100 x 21 = € 26,25
  2. Consumentenprijs berekenen
    € 125 + € 26,25 = € 151,25

Slide 3 - Slide

3.2 Belasting en de auto
Motorrijtuigenbelasting (=houderschapsbelasting)
  • Wegenbelasting
  • Belasting op het bezitten van een motorrijtuig

Slide 4 - Slide

Wat weten we al?

Slide 5 - Slide

Leerdoelen
- Ik kan voorbeelden benoemen van gemeentelijke belastingen
- Ik kan de OZB uitrekenen aan de hand van de WOZ-waarde

Slide 6 - Slide

3.3 Geld voor de gemeente
Onroerendezaakbelasting (OZB)
Belasting die je betaald over het 
pand/grond wat je bezit aan de gemeente.

Deze belasting wordt berekend op basis 
van de WOZ-waarde (wet waardering 
onroerende zaken)


Slide 7 - Slide

3.3 Geld voor de gemeente
WOZ-waarde: € 256.000        OZB: 0,1045%

Hoe hoog is het bedrag van de aanslag? Rond het bedrag naar beneden af op hele euro’s.

  • Stap 1: Deel de WOZ-waarde door 100.
  • € 256.000 : 100 = € 2.560




Slide 8 - Slide

3.3 Geld voor de gemeente
  • Stap 2: Vermenigvuldig de uitkomst van stap 1 met het OZB-percentage.
  • € 2.560 × 0,1045 = € 267,52

  • Stap 3: Rond het bedrag naar beneden af op hele euro’s.
  • € 267,52 wordt afgerond € 267




Slide 9 - Slide

Aan het werk!
Maak: 
- Alle opdrachten van 3.1, 3.2 en 3.3. Als het goed is heb je 3.1 en 3.2 al gemaakt.
- Maken rekentrainer van 3.1, 3.2 en 3.3


Slide 10 - Slide