Lorenzcurve inkomen-vermogen

Lorenzcurve: inkomen en vermogen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lorenzcurve: inkomen en vermogen

Slide 1 - Slide

Wat bedoelen we met primair inkomen?
A
Het totale inkomen dat verdiend wordt in een land
B
De toegevoegde waarde van alle bedrijven in een land.
C
Het inkomen dat verdiend wordt met het ter beschikking stellen van productiefactoren
D
Het bruto inkomen

Slide 2 - Quiz

Wat is het verschil tussen primair en secundair inkomen?
A
Primair inkomen is loon, huur, pacht, rente en winst. Secundair is primair inkomen min de loonheffing.
B
Primair inkomen is loon, huur, pacht, rente en winst. Secundair is primair inkomen min de loonheffing plus uitkeringen.
C
Secundair is primair inkomen - belasting en premies + uitkering.
D
Primair inkomen na herverdeling door de overheid, Secundair is voor herverdeling door de overheid.

Slide 3 - Quiz

WELVAART: ongelijkheid, De Lorenzcurve
Het secundaire inkomen is het inkomen nadat de overheid door het heffen van loon- en inkomstenbelasting en het verstrekken van inkomensafhankelijke subsidies en uitkeringen het (primaire) inkomen heeft herverdeeld.
Primair inkomen - loonheffing + uitkeringen en toeslagen
Secundaire inkomen = besteedbaar inkomen


Slide 4 - Slide

De Lorenzcurve geeft een beeld van de hoogte van de inkomens
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

WELVAART: ongelijkheid, De Lorenzcurve
De Lorenzcurve is een grafiek die laat zien hoe het totale inkomen van een land verdeeld is over de bevolking.
De Lorenzcurve zegt niets over absolute aantallen, zoals bijvoorbeeld:
  •  Aantal personen
  •  Nominaal inkomen

Slide 6 - Slide

Hoe dichter de curve bij de diagonaal ligt, hoe .......... de inkomens zijn verdeeld.
A
rechtvaardiger
B
eerlijker
C
gedenivileerder
D
gelijker

Slide 7 - Quiz

WELVAART: ongelijkheid, De Lorenzcurve
Bij de Lorenzcurve (de grafiek die laat zien hoe het totale inkomen van een land verdeeld is over de bevolking) spreken we van een scheve of een minder scheve verdeling. Wij economen mogen niets zegen over eerlijk, rechtvaardig enz. We gebruiken ook wel gelijk en minder gelijk, scheef, minder scheef, gedenivelleerd en genivelleerd.

Slide 8 - Slide

Vermogen = bezittingen - schulden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

WELVAART: ongelijkheid, De Lorenzcurve
Vermogen = bezit – schulden
Bijvoorbeeld voor de eigen woning is het vermogen gelijk aan de waarde van de woning (bezit) minus de hypothecaire lening (schuld)
Vermogen wordt op een bepaald moment gemeten (bijvoorbeeld: “Op 1 januari 2020 bedroeg het saldo op mijn spaarrekening € 1,54.”)

Slide 10 - Slide

Vermogen= een stroomgrootheid omdat je het over een bepaalde periode hebt verdiend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

WELVAART: ongelijkheid, De Lorenzcurve
Stroomgrootheid:  een gegeven dat over een bepaalde periode wordt gemeten (bijvoorbeeld in de maand januari). Voorbeelden: inkomen, ontvangsten en uitgaven.
Voorraad grootheid: een gegeven dat op een bepaald moment gemeten wordt (bijvoorbeeld op 1 januari). Voorbeelden: alle balansposten (bezittingen, schulden / vermogen).

Slide 12 - Slide

Vermogen en inkomen hebben een positief verband.
(Als de één stijgt, stijgt de ander ook. Als de één daalt, daalt de ander ook)

A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Leg uit dat de verschillen tussen de primaire inkomens groter worden als de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties.

Slide 14 - Open question

WELVAART: ongelijkheid, De Lorenzcurve
Een aandeel is een bewijs van eigendom van een onderneming.
Een stukje eigenaar dus meedelen in de winst = dividend

Een obligatie is bewijs van deelname aan een langlopende lening met een vaste looptijd en een vaste rente.

Winst en rente zijn vormen van inkomen.


Slide 15 - Slide

Nederland heeft een progressief belastingstelsel. Zijn de inkomensverschillen bij het primaire inkomen groter of kleiner dan de inkomensverschillen bij het secundaire inkomen?
A
kleiner
B
groter

Slide 16 - Quiz

WELVAART: ongelijkheid, De Lorenzcurve

Slide 17 - Slide