Drie delen van verschillende hoeveelheden vergelijken
In de klas van Thom heeft 1 op de 6 studenten een bril. Er zitten 36 studenten in de klas.
In de klas van Elif heeft 1 op de 5 studenten een bril. Er zitten 20 studenten in de klas.
In de klas van Stefan heeft 1/8 deel van de studenten een bril. Er zitten 32 studenten in de klas.
a) In welke klas zitten de meeste studenten met een bril?
b) In welke klas zitten naar verhouding de meeste studenten met een bril?