Thema 10, basisstof 1 en 2

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Thema 10, basisstof 1 en 2

5 minuten opstarten
Zometeen komt de uitleg, zorg ervoor dat je mee kan schrijven!

Zenuwstelsel

• Wat weet je al van het zenuwstelsel?
• Centrale zenuwstelsel: Grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
• Zenuwen
  

Werking

• Verwerken van impulsen afkomstig van zintuigen
• werking van spieren en klieren
• Voorbeeld in een aantal stappen:
  

Werking

• Je krijgt een prikkel vanuit je omgeving
• Je zintuigcellen maken er een impuls van
• De impuls gaat via zenuwen naar je hersenen
• Je hersenen verwerken de impulsen en maken nieuwe impulsen aan
• Deze impulsen gaan naar je klieren of spieren
• Deze impulsen zorgen voor een reactie
• Bijvoorbeeld watertanden of gevoel van honger
  

Werking

• Dus: 
• Prikkel: Invloed buitenaf of binnnenuit
• Impuls: Elektrisch signaal wat je lichaam maakt door een prikkel

Zenuwcellen

• Elke zenuwcel heeft een bepaalde vorm
• Een cellichaam met de celkern
• Uitlopers waar de impulsen doorheen gaan
• We moeten 3 soorten kennen:
  

Gevoelszenuwcel

• Impulsen van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel
• Cellichamen vlak bij centrale zenuwstelsel
• Denk aan "gevoel"
  

Bewegingszenuwcel

• Impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren
• Cellichamen IN het centrale cenuwstelsel
• Denk aan "beweging" en spieren
  

Schakelcel

• Schakelcellen geleiden impulsen binnen hjet centrale zenuwstelsel
• Liggen dus helemaal in het centrale zenuwstelsel
• Verbind de andere twee als een "schakel"
  

Zenuw

• Een zenuw bestaat uit duizenden zenuwcellen
• Een bundel zenuwcellen met bindweefsel eromheen als bescherming
• 3 soorten:
  

Verschillende zenuwen

• Gevoelszenuw: Alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen
• Bewegingszenuw: Alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen
• Gemengde zenuw: Allebei 
  

Zelfstandig aan de slag

Eerste 10 minuten in stilte zelfstandig

Tweede 10 minuten mag je overleggen

Bezig t/m met basisstof 2 van thema 5

Klaar? werk de leerdoelen uit (zie magister)