Paragraaf 2.1: kopen is kiezen

Opwarmertje
Y = -50 x + 1000
Wat is het startgetal? 
Wat is het hellingsgetal?
Vul in x = 0
Vul in y = 0
Klaar? Teken de bijbehorende grafiek
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Opwarmertje
Y = -50 x + 1000
Wat is het startgetal? 
Wat is het hellingsgetal?
Vul in x = 0
Vul in y = 0
Klaar? Teken de bijbehorende grafiek

Slide 1 - Slide

Opwarmertje
Y = -50 x + 1000
Wat is het startgetal?
Wat is het hellingsgetal?
Vul in x = 0
Vul in y = 0
Klaar? Teken de bijbehorende grafiek

Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 3: 
De markt van vraag en aanbod
Les 1 | havo 3

Slide 3 - Slide

Dit hoofdstuk:
  • Meer opgaven samen bespreken
  • Meer huiswerkcontrole
  • Meer controleren van leerdoelen 

Slide 4 - Slide

Leerdoelen:
- Je kunt met behulp van een vraaglijn de prijs en gevraagde hoeveelheid berekenen
- Je kunt uitleggen hoe en wanneer de vraag verandert en de gevraagde hoeveelheid verandert

Slide 5 - Slide

Vraag & prijs
Wat is de vraag in economische context?
Hoeveel behoefte er is aan een bepaald goed

Slide 6 - Slide

Vraag & prijs
 Wat is de vraag in economische context?
Hoeveel behoefte er is aan een bepaald goed

Bij een prijs van €40 is de gevraagde hoeveelheid 100 stuks.
Vraag = 100 stuks

Slide 7 - Slide

Vraag & prijs
Wat hebben de vraag en de prijs met elkaar te maken?

Slide 8 - Slide

Wat hebben de vraag en de prijs met elkaar te maken?

Slide 9 - Open question

Vraag & prijs
Wat hebben de vraag & prijs met elkaar te maken?
Wanneer de prijs toeneemt, wordt de vraag lager
Wanneer de prijs afneemt, wordt de vraag hoger

Slide 10 - Slide

Voorbeeld:
Bij een prijs van €40,- per kaartje willen 20.000 fans een kaartje kopen. Bij een prijs van €80 zijn dit er 16.000.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld:
Bij een prijs van €40,- per kaartje willen 20.000 fans een kaartje kopen. Bij een prijs van €80 zijn dit er 16.000.
Vraaglijn:
Qv = -100P + 24.000
P = prijs in euro's
Qv = gevraagde hoeveelheid

Slide 12 - Slide

Voorbeeld:
Bij een prijs van €40,- per kaartje willen 20.000 fans een kaartje kopen. Bij een prijs van €80 zijn dit er 16.000.
Vraaglijn:
Qv = -100P + 24.000
P = prijs in euro's
Qv = gevraagde hoeveelheid

Slide 13 - Slide

Bakker Verdiest
De vraag naar brood bij bakker Verdiest: 
Qv = -200 P + 800
1) Bereken de Qv bij een prijs van €2,-
2) Bereken de Qv bij een prijs van €1,-
3)  Je weet nu twee punten. Teken de vraaglijn (x-as = Qv, y-as = prijs)
Klaar met 1 t/m 3
Controleer je antwoorden met de opdrachten hieronder:
1) Bereken Qv bij P = 0.
2) Bereken P als je Qv op 0 stelt.
3) Klopt je vraaglijn? 

4) Wat betekent Qv = 0?

Slide 14 - Slide

Bespreken:

Slide 15 - Slide

Welke gevraagde hoeveelheid hoort bij een prijs van €2,- ?

Slide 16 - Open question

Welke gevraagde hoeveelheid hoort bij een prijs van €2,-?
Vraaglijn: Qv = -200 P + 800
Prijs = €2,-
Invullen: Qv = -200 x 2 + 800
Qv = -400 + 800 = 400
De gevraagde hoeveelheid bij €2,- is 400 stuks

Slide 17 - Slide

Welke gevraagde hoeveelheid hoort bij een prijs van €1,-?

Slide 18 - Open question

Welke gevraagde hoeveelheid hoort bij een prijs van €1,- ?
Vraaglijn: Qv = -200 P + 800
Prijs = €1,-
Invullen: Qv = -200 x 1 + 800 
Qv = -200 + 800 = 600
De gevraagde hoeveelheid bij €1,- is 200 stuks

Slide 19 - Slide

Teken de vraaglijn
Prijs op de y-as
Gevraagde hoeveelheid op de x-as
Plaats de punten in het assenstelsel
Trek de lijn door de twee punten

Slide 20 - Slide

1) Bereken Qv bij P = 0.
Qv = -200 x 0 + 800
Qv = 800


Slide 21 - Slide


2) Bereken P als je Qv op 0 stelt.
Qv = -200P + 800
Stel Qv = 0
0 = -200P + 800
-800 = -200P
P = 4

Slide 22 - Slide

Verandering op de vraaglijn

Slide 23 - Slide

Verandering van de vraaglijn

Slide 24 - Slide

Verandering van de vraaglijn
Voor iedere prijs worden meer kaartjes verkocht
Dat kan komen door:
- Verandering inkomen
- De smaak is veranderd
- Aantal consumenten
- Prijs van de concurrent

Slide 25 - Slide

Maak de volgende opdrachten uit 2.1:
1, 3, 4, 5, 7 & 9
Klaar? Ga naar teams en maak hier de testopdracht

Slide 26 - Slide

Testopdracht (zie teams):
Over spijkerbroeken is gegeven: Qv = -50P + 4.000
1. Hoeveel spijkerbroeken worden gevraagd voor P = 20?
2. Hoeveel spijkerbroeken worden gevraagd voor P = 60?
3. Teken de vraaglijn
De lijn verandert in Qv = -50P + 6.000
4. Is de vraag gedaald of gestegen? Leg uit.
5. Bedenk een oorzaak

Slide 27 - Slide