NUN 1F-2F LE H.2.1 De indeling van teksten

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   november 2022

1 / 27
next
Slide 1: Slide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   november 2022

Slide 1 - Slide

NUN 1F-2F   LEZEN
H.1  Leesteksten verkennen
H.2  De opbouw van een tekst (in de huidige periode)
H.3  Informatieve en instructieve teksten
H.4  Teksten met meningen lezen

Slide 2 - Slide

H.2   De opbouw van een tekst
2.1   De indeling van teksten
2.2   Deelonderwerpen herkennen
2.3   Tekstverbanden en signaalwoorden

Huiswerkcontrole p. 37-42

Slide 3 - Slide

De structuur / de opbouw van een tekst
titel
korte samenvatting / inleiding
begin / introductie
midden / kern
slot / einde / afsluiting

p.36 Bestudeer de theorie: doel, uitleg, voorbeeld
p.37-38 Maak opdracht 1 en 2 (eerst alleen titel en vetgedrukt)
timer
12:00

Slide 4 - Slide

p.37, opdracht 1
1   de titel met het onderwerp

2   de korte samenvatting

3   het begin met een anekdote

4   het middenstuk

Slide 5 - Slide

p.37, opdracht 2
1. Het onderwerp van tekst 2 is
A   koopgedrag van mensen met honger

2. Ja, je kunt uit de titel meteen opmaken waar tekst 2 over gaat.

opmaken uit (ww)- iets begrijpen door wat je ziet of hoort

Slide 6 - Slide

p.38, opdracht 2
3. Het vetgedrukte stuk tekst 
B Het geeft een korte samenvatting van de tekst.

Lees nu de tekst helemaal.

Slide 7 - Slide

p.38, opdracht 2
4. C. De schrijver vertelt meteen waar de tekst over gaat.

5. Er worden in het middenstuk twee voorbeelden gegeven.

6. Als je niet genoeg gegeten hebt, ga je meer geld uitgeven dan je eigenlijk wilt.
7. Ja, de tekst eindigt met een conclusie. Dat kun je zien aan het signaalwoord 'dus'.

Slide 8 - Slide

p.38, opdracht 2, nummer 8
Het belangrijkste doel van tekst 2 is
timer
0:30
A
overtuigen
B
informeren
C
overhalen

Slide 9 - Quiz

huiswerk voor de volgende keer
leer en maak p.36-38

maak p.39-40 opdracht 3 bij tekst 3

Slide 10 - Slide

p.39, opdracht 3 bij tekst 3

Wat zijn de juiste antwoord-letters van nummer 1 en 2?
timer
0:30
A
A, C
B
B, A
C
B, C
D
C, A

Slide 11 - Quiz

p.39, opdracht 3
3. Ja, in het middenstuk komen verschillende kanten aan de orde.

4. Dat kunnen we snel zien aan de tussenkopjes.

Slide 12 - Slide

p.39, opdracht 3, nummer 5
de uitspraak, de bewering
w
nw
A Jongeren hebben vaker ochtendhumeur dan ouderen.
x
B Avondmensen hebben meestal weinig last v.e. ochtendhum.
x
C Vrouwen hebben minder slaap nodig dan mannen.
x
D Het moment van ontwaken heeft invloed op je humeur.
x
E Als je lichaam weet dat de dag is begonnen, word je makkelijker wakker.
x

Slide 13 - Slide

p.39, opdracht 3, nummer 6

Op welke manier sluit de schrijver de tekst af in alinea 6?
timer
0:30
A
met een conclusie en advies
B
met een samenvatting
C
met een verwijzing naar een voorbeeld
D
er is geen afsluiting

Slide 14 - Quiz

p.39, tekst 3 
de bron: libelle.nl

Oorspronkelijk alleen een papieren tijdschrift, dat elke week een nieuwe aflevering heeft.
Nu is er ook een online-gedeelte.

De informatie die libelle geeft over gezondheid kun je serieus nemen.

Slide 15 - Slide

p.40, opdracht 4 bij tekst 4
1. Je kunt snel zien waar de tekst over gaat:
- betreft: Regel je geldzaken
- tussenkopjes

2. De schrijver begint de tekst
B met een introductie van het onderwerp en de bedoeling van de schrijver

Slide 16 - Slide

p.40, opdracht 4
3. (In)directe adviezen uit het middenstuk:
- Kijk of je recht hebt op zorgtoeslag.
- Kijk of je ingehouden loonbelasting kunt terugvragen.
- Vraag studiefinanciering aan.
- Vraag een DIGID aan.

4. Een DIGID kun je gebruiken voor het regelen van zaken met de overheid.

Slide 17 - Slide

p.40, opdracht 4
5. Het slot van tekst 4 begint bij alinea 6.

6. De afsluiting van de brief:
A. De schrijver geeft de lezer het belangrijkste advies.

namelijk:
Regel je geldzaken op tijd.

Slide 18 - Slide

p.41-41, opdracht 5   Woordenschatoefeningen bij tekst 4
1. Het is belangrijk om de woorden in de tekst te onderstrepen.
Op die manier wordt je aandacht gericht op de context, en kun je de woorden beter begrijpen.

het obstakel
de omstandigheden (bijna altijd in het meervoud gebruikt)
de voorwaarden
de tegemoetkoming

Slide 19 - Slide

p.42, opdracht 5, nummer 2
het obstakel- iets wat in de weg staat zodat je niet kunt komen waar je wilt zijn; iets wat ervoor zorgt dat je niet doet wat je wilt doen
de omstandigheid - de situatie
de voorwaarde - de eis; je moet eerst iets doen, voordat je een doel kunt bereiken
de tegemoetkoming - een beetje hulp om een (financieel) probleem op te lossen

Slide 20 - Slide

p.42, opdracht 5
3 Ik ga met je mee naar de stad op één voorwaarde: jij trakteert op koffie met gebak.
4 Het paard galoppeerde naar het enorme obstakel, maar kon er niet overheen springen.

Slide 21 - Slide

p.42, opdracht 5
5 Op basis van je inkomen wordt berekend of je een tegemoetkoming krijgt in de huurkosten.
6 Deze race-auto heeft banden die onder elke omstandigheid te gebruiken zijn, dus zowel bij droog weer als bij regen.

Slide 22 - Slide

p.42, opdracht 5
Geef een voorbeeld van
7. een vervelende omstandigheid waar je niet in terecht wilt komen:
-ruzie met je ouders
-stortregen als je naar een sollicitatiegesprek moet
-hoofdpijn bij je rij-examen
-

Slide 23 - Slide

p.42, opdracht 5
Geef een voorbeeld van
een voorwaarde voor het deelnemen aan je eerstvolgende examen:
- je ID bij je hebben
- je op tijd aangemeld hebben
- je praktijkopdrachten klaar hebben
- ...

Slide 24 - Slide

p.42, opdracht 5
Geef een voorbeeld van
9 een tegemoetkoming voor mensen met een laag inkomen:
- huurtoeslag
- ziektekostentoeslag
- kinderopvangtoeslag
- U-pas (gemeente betaalt een deel vd kosten van bijv. bieb)
- ...

Slide 25 - Slide

p.42, opdracht 5
Geef een voorbeeld van
10.   een opstakel voor het uitkomen van jouw grootste droom

- droom: diploma halen
obstakel: langdurig ziek worden
- droom: trouwen met die speciale persoon
obstakel: geen toestemming van de ouders
- droom: directeur van een groot Nederlands bedrijf worden
obstakel: geen niveau 4F Nederlands kunnen halen

Slide 26 - Slide

p.42, opdracht 5
11. als je belooft dat                    ....  voorwaarde
12. betaal ik een deel                   .... tegemoetkoming
13. je moet over het hek klimmen .... obstakel
14. als je ziek bent                       .... omstandigheid

Slide 27 - Slide