Lidwoorden

Wat zijn lidwoorden?
1 / 25
next
Slide 1: Mind map
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Wat zijn lidwoorden?

Slide 1 - Mind map

Lidwoorden

Slide 2 - Slide

Lidwoorden kun je indelen in twee categorieën. Welke twee?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

DE LIDWOORDEN

Slide 6 - Slide

Bepaald lidwoord + zelfstandig naamwoord
bepaald lidwoord

le -> mannelijk enkelvoud
le garçon = de jongen
la -> vrouwelijk enkelvoud
la fille = het meisje
l' -> mannelijk/ vrouwelijk enkelvoud, maar zn begint met klinker of stomme h
l'école (v) = de school
l'hôtel (m) = het hotel


Slide 7 - Slide

Bepaald lidwoord + zelfstandig naamwoord
bepaald lidwoord

les -> mannelijk en vrouwelijk meervoud
les garçons = de jongens
les filles = de meisjes

Zelfstandig naamwoord in het meervoud:        +  s
Als het zn op een s eindigt, dan zet je er GEEN s achter.
le cours  = de les                          les cours = de lessen

Slide 8 - Slide

REGELS?
Geen echte regels waardoor je niet weet of een woord m of v is.
Behalve als het heel duidelijk is (meisje, jongen).
Je moet ze dus leren!

Slide 9 - Slide

Vul het lidwoord in:
... jour (m)
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in:
... musique (v)
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in:
... prix (m)
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in:
... cousins (m/mv)
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in:
... famille (v)
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 14 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in:
... âge (m)
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 15 - Quiz

Onbepaald lidwoord + zelfstandig naamwoord
onbepaald lidwoord 

un -> mannelijk enkelvoud
un  garçon = een jongen

une -> vrouwelijk enkelvoud
une fille = een meisje



Slide 16 - Slide

Schema Lidwoorden
lidwoord
m(annelijk)
v
mv
bepaald
le/l'
la/l'
les
onbepaald
un
une

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Verander het lidwoord in un/une:
le jardin
A
un jardin
B
une jardin

Slide 19 - Quiz

Verander het lidwoord in un/une:
le truc
A
un truc
B
une truc

Slide 20 - Quiz

Verander het lidwoord in un/une:
la photo
A
un photo
B
une photo

Slide 21 - Quiz

Verander het lidwoord in un/une:
la fille
A
un fille
B
une fille

Slide 22 - Quiz

Verander het lidwoord in le, la, l' , les :
une soeur
A
la soeur
B
le soeur
C
les soeurs
D
l'soeur

Slide 23 - Quiz

verander het lidwoord in le, la, l' , les:
J'habite dans un hôtel.
A
le hôtel
B
la hôtel
C
l'hôtel
D
les hôtel

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide