This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 200 min
Items in this lesson
Welke medicijnen ken je?
Slide 1 - Mind map
Leerdoelen lessen medicatie
Leerdoelen:
welke soort medicijnen er zijn
hoe je ze toedient
en waar je bij het toedienen rekening mee moet houden
Slide 2 - Slide
Taak helpende plus
Je mag zelfstandig medicatie geven als je maar weet waar je mee bezig bent!
De medicijnen zijn voorgeschreven door een arts en staan op de toedienlijst van de apotheek.
Je hebt basiskennis van medicijnen
Slide 3 - Slide
Indicatie en contra-indicatie
Indicatie=
De aandoening, de ziekte of het symptoom waarvoor de arts het medicijn voorschrijft.
Er zijn verschillende soorten medicatie voor dezelfde indicatie.
Contra-indicatie=
Een medicijn kan een aandoening of ziekte verergeren. Het is een reden om het medicijn niet te gebruiken.
Slide 4 - Slide
Werkzame stof en hulpstof
Werkzame stof:
Dit is de stof die het medicijn zijn werking geeft.
Hulpstof:
Dat zijn stoffen die de houdbaarheid van een medicijn verbeteren of het medicijn een bepaalde vorm, smaak of kleur geven. Over het algemeen hebben hulpstoffen geen effect in het lichaam. Wel kun je er soms allergisch voor zijn.
Slide 5 - Slide
Dosering en houdbaarheid
dosering= de hoeveelheid medicijn die je in 1x inneemt (bv 2x per dag innemen)
houdbaarheid:
LOT en MFD = wanneer het medicijn gemaakt werd (jaartal, maand, dag)
EXP = vervaldatum
of uiterste gebruiksdatum, houdbaar tot, niet te gebruiken na
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
GDS = geneesmiddelendistributiesysteem
Medicijnen voor een cliënt voor één moment in een zakje/rol
op het zakje staat: voorletters, achternaam, apotheek, medicijnen, dosering, omschrijving van vorm, kleur, tablet/dragee/capsule.
Per inname controleer je aan de hand van de toedienlijst.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Medicijnen in vaste vorm
pillen:
tablet
dragees
capsule
bruistablet
smelttablet
zetpil
lees wat elke vorm is, schrijf de woorden op en zet erachter wat ze inhouden.
timer
1:00
Slide 11 - Slide
Wat is dit?
A
Tablet
B
Dragee
C
Capsule
D
Bruistablet
Slide 12 - Quiz
Wat is dit?
A
Dragee
B
Tablet
C
Bruistablet
D
Capsule
Slide 13 - Quiz
Wat is dit?
A
Bruistablet
B
Dragee
C
Smelttablet
D
Capsule
Slide 14 - Quiz
Wat is dit?
A
Bruistablet
B
Smelttablet
C
Tablet
D
Zetpil
Slide 15 - Quiz
Medicijnen in vloeibare vorm
Dranken: oplossing en suspensie
Druppelvloeistof (oraal en neus/oor/oogdruppels)
Spray (neusspray, inhalatiemedicatie)
Klysma
Slide 16 - Slide
3. vormen van toediening
Hoe medicijnen gegeven moeten worden = toedieningswijze
Oraal/ per os= via de mond
Rectaal= via de anus
Vaginaal= via de vagina
Dermaal/cutaan= via de huid
Transdermaal= door de huid (medicijnpleister)
Slide 17 - Slide
3. vormen van toediening, vervolg
Oculair= via het oog
Nasaal= via de neus
via het oor
Pulmonaal= via de longen
overig (injectie bloedvat, spier, onder de huid)
Sublinguaal= onder de tong
Slide 18 - Slide
Toedieningsvormen in de praktijk
Oraal: controleer of de medicatie niet is achtergebleven, parafeer de medicatielijst
Rectaal: client op linkerzijde 10 minuten, controleer medicatie
Dermaal: handschoenen dragen, verwijder oude resten, geen huid raken met tube
Slide 19 - Slide
Toedieningsvormen in de praktijk, vervolg
Oculair (oog): let op houdbaarheidsdatum, schrijf openingsdatum op flesje, handhygiëne, flesje mag niet het oog raken. Druppels in gootje van het oog
Ooggel: 1 minuut oog dicht houden
Nasaal: eerst neus snuiteen
Oren: 5-10 min hoofd schuin
Slide 20 - Slide
Veilige medicatie
Interactie (medicijnen kunnen elkaar beïnvloeden, denk ook aan alcohol of grapefruitsap)
Bijwerkingen (een niet gewenst effect)
Gewenning (steeds meer nodig om effect te hebben)
Verslaving (geestelijk en/ of lichamelijk afhankelijk
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Specifieke zorgsituaties
Slikklachten: goed slikken is: medicatie met een slok water innemen en het hoofd naar voren buigen. logopedie inschakelen
Breken of malen van medicijnen: alleen als het mag!
Weigeren: geef uitleg, nog een keer proberen, overleggen, nooit dwingen
Slide 23 - Slide
specifieke zorgsituaties
Onduidelijk of medicatie is ingenomen; achterhalen wat de reden is (rapportage lezen, navragen)
medicatiefouten (MIC melding)
Slide 24 - Slide
Medicatie innemen via de mond noem je
A
transdermaal
B
rectaal
C
indicatie
D
oraal
Slide 25 - Quiz
medicatie rectaal betekent:
A
via de anus
B
via de mond
C
via een injectie
D
via de huid
Slide 26 - Quiz
Dosering betekent hoeveel medicatie de client per dag krijgt
juist
onjuist
Slide 27 - Poll
Indicatie is de aandoening/ziekte/symptoom waarvoor de medicatie is voorgeschreven