6. Rechten, plichten en gevolgen
1 / 30
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
"Ik heb altijd mijn legitimatiebewijs bij me."
Eens
Oneens
Slide 7 - Poll
Overtredingen en misdrijven kosten niet alleen geld.
Ze kunnen ook andere gevolgen hebben. Welke gevolgen?
Ze kunnen ook andere gevolgen hebben. Welke gevolgen?
Slide 8 - Mind map
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Welk doel voor het geven van een straf vindt jij het belangrijkst?
Bescherming van maatschappij en burger tegen de dader
Preventie: zorgen dat andere het misdrijf ook niet gaan plegen
Resocialisatie: zorgen dat de dader zijn leven betert. Bijvoorbeeld het behandelen van een psychiatrische stoornis
Iemand laten voelen wat hij heeft gedaan. Wie een strafbaar feit heeft begaan, mag daar niet mee wegkomen.
Een andere reden
Slide 15 - Poll
Van rechtszaak tot uitspraak.
Wat is stap 1?
Wat is stap 1?
A
Jury komt binnen
B
De bode roept de naam van de verdachte
C
De bode geeft iedereen een hand
D
Iedereen staat vooraf de zitting
Slide 16 - Quiz
Wat is stap 2?
A
De rechter opent de zaak met een klap op zijn hamer.
B
De jury komt binnen
C
De rechters komen binnen
D
De advocaat start zijn pleidooi
Slide 17 - Quiz
Wat is stap 3?
A
De rechters zeggen dat de verdachte moet spreken.
B
De rechters zeggen dat de verdachte mag zwijgen
C
De officier van justitie verlaat de zaal.
D
De advocaat start zijn pleidooi
Slide 18 - Quiz
Wat is stap 4?
A
De advocaat leest de beschuldiging voor.
B
De rechter leest de beschuldiging voor.
C
De getuige wordt ondervraagt.
D
De officier van justitie leest de beschuldiging voor.
Slide 19 - Quiz
Wat is stap 5?
A
De verdachte moet de zaal verlaten.
B
De verdachte wordt ondervraagd.
C
De verdachte mag vragen stellen.
D
De verdachte start een pleidooi.
Slide 20 - Quiz
Wat is stap 6?
A
De getuige ondervraagt de verdachte.
B
De cipier wordt ondervraagd.
C
De getuige wordt ondervraagd.
D
De getuige moet de zaal verlaten.
Slide 21 - Quiz
Wat is stap 7?
A
Het slachtoffer ondervraagt de verdachte.
B
De getuige gaat de zaal verlaten.
C
Het slachtoffer geeft een verklaring af.
D
Het slachtoffer moet de zaal verlaten.
Slide 22 - Quiz
Wat is stap 8?
A
De officier van justitie eist een straf.
B
De advocaat eist een straf.
C
De rechter eist een straf.
Slide 23 - Quiz
Wat is stap 9?
A
De advocaat eist een straf.
B
De advocaat ondervraagt de officier van justitie.
C
De advocaat zegt wat hij/zij ervan vindt.
Slide 24 - Quiz
Wat is stap 10?
A
Het slachtoffer heeft het laatste woord.
B
De verdachte heeft het laatste woord.
C
De bode heeft het laatste woord.
Slide 25 - Quiz
Wat is stap 11?
A
De rechtszitting wordt geschorst.
B
De officier van justitie wordt geschorst.
C
De verdachte wordt geschorst.
D
De advocaat start een laatste pleidooi.
Slide 26 - Quiz
Wat is stap 12?
A
De jury komen binnen en vertellen wat de uitspraken is.
B
De rechters komen binnen en vertellen wat de uitspraken is.
C
De officier van justitie komt binnen en vertelt wat de uitspraak is,.
