250109 Grammatica zd §1 + formuleren §2

Welkom V2b!
Deze spullen heb ik nodig:

  • leesboek
  • werkboek
  • schrift
  • iPad
  • etui
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom V2b!
Deze spullen heb ik nodig:

  • leesboek
  • werkboek
  • schrift
  • iPad
  • etui

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Stil lezen + boekpromotie (15 min)
  • Herhalen grammatica zinsdelen brugklas (30 min)
  • Formuleren §2 (30 min)
timer
10:00

Slide 2 - Slide

De / kleine / jongen / fietst / vandaag. 


De kleine jongen / fietst / vandaag

onderwerp
persoonsvorm
bijwoordelijke 
bepaling
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
bijwoord
zelfstandig werkwoord
ZINSONTLEDING
WOORDBENOEMING
werkwoordelijk gezegde

Slide 3 - Slide

Opdracht
Opdracht 1
  • Log in bij LessonUp.
  • Klascode: ueecv
  • Module > grammatica zinsdelen (deel 1, 2 en 3)
  • Maak de herhalingslessen (lees de theorie + de vragen)

Opdracht 2
  • Maak online cursus 5 grammatica > §1 > opdracht 2 t/m 6

Hoe: Alleen
Wat: iPad
Klaar: Lees uit je (geschiedenis)boek

timer
25:00

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Stil lezen + boekpromotie (15 min)
  • Herhalen grammatica zinsdelen brugklas (30 min)
  • Formuleren §2 (30 min)

Slide 5 - Slide

Leerdoel
Ik gebruik synoniemen en verwijswoorden om te variëren in woordgebruik.


Slide 6 - Slide

Wat valt je op in deze tekst?
In het weekend werkt Daphne in het asiel. Daphne zorgt in het asiel voor de hondjes. Omdat er altijd veel hondjes in het asiel zitten, heeft Daphne haar handen er vol aan. De hondjes worden opgevangen in het asiel, omdat de hondjes in de steek gelaten zijn. De hondjes wachten met smart op een nieuw baasje. Daphne hoopt dat de hondjes allemaal goed terechtkomen

Slide 7 - Slide

Breng variatie aan
  1. Synoniem = een ander woord met dezelfde betekenis (asiel/dierenopvang)

  2. Gebruik een woord dat ongeveer hetzelfde betekent = hond / viervoeter / beestje

  3. Verwijswoorden = hij, zij, haar, hem, het, ze, daar, er, hun, hen


Slide 8 - Slide

Oefenen
Opdracht: 
Maak online:
Cursus 6 - Formuleren §1 > opdracht 1, 3 en 5 (herhaling brugklas)
Cursus 6 - Formuleren §2 > opdracht 3


Hoe: Kijk naar het stoplicht. Rood = alleen werken, Oranje = zachtjes overleggen
Wat: iPad
Klaar? Herhalingslessen grammatica + opdrachten al af (cursus 5 grammatica > §1 > opdracht 2 t/m 6) > Lees uit je boek of werk aan je geschiedenisopdracht




timer
20:00

Slide 9 - Slide

Volgende les
Volgende les:
  • Verschillende soorten voornaamwoorden
  • Toets bespreken



Slide 10 - Slide