Ch. 2, Herhaling gramm havo2

Aujourd'hui
Herhaling chapitre 2
- zinnen
- bijvoeglijk naamwoord
- werkwoorden 
- vocabulaire
Les buts: 
- herhalen chapitre 2 - voorbereiding voor de toets
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Aujourd'hui
Herhaling chapitre 2
- zinnen
- bijvoeglijk naamwoord
- werkwoorden 
- vocabulaire
Les buts: 
- herhalen chapitre 2 - voorbereiding voor de toets

Slide 1 - Slide



Jullie gaan een interview in het Frans voorbereiden. (eerst schriftelijk, daarna mondeling uitvoeren)
Je bereidt zowel de vragen (= rol A) als de antwoorden (=rol B) voor.
Je vraagt naar 1) naam 2) woonplaats 3) leeftijd 4) familie, broers, zussen 5) familie, broers, zussen 6) klas 7) sport 8) huisdieren 9) - bedenk zelf een vraag/antwoord - 10) - bedenk zelf nog een vraag/antwoord

Slide 2 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
Plaats:

Slide 3 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
Plaats:
- meestal achter het zelfstandig naamwoord
- uitzonderingen komen voor het zelfstandig naamwoord:
bon - beau - grand - petit - nouveau - vieux

Slide 4 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
Vorm: 

Slide 5 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
Vorm:                                                                                          



ev
mv
mannelijk
-
s
vrouwelijk
e
es

Slide 6 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
Vorm: 


Uitzonderingen moet je leren:
m ev              m mv               v ev                         v mv
bon                bons                bonne                   bonnes
beau              beaux             belle                       belles
nouveau      nouveaux      nouvelle               nouvelles
vieux             vieux                vieille                     vieilles
ev
mv
mannelijk
-
s
vrouwelijk
e
es

Slide 7 - Slide

Mes soeurs sont (petit)
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 8 - Quiz

Il habite dans une (nieuw huis)
A
nouveau maison
B
maison nouveau
C
nouvelle maison
D
maison nouvelle

Slide 9 - Quiz

J'ai un (zwarte kat)
A
noir chat
B
noire chat
C
chat noir
D
chat noire

Slide 10 - Quiz

Tu as une (grote kamer) ?
A
grand chambre
B
grande chambre
C
chambre grand
D
chambre grande

Slide 11 - Quiz

Les verbes
Werkwoorden op -er
Deze groep werkwoorden moet je kennen in de présent (tegenwoordige tijd) en in de passé composé! 

WERKWOORDEN VERVOEGEN KUN JE DOEN OP:
VERBUGA.EU

Slide 12 - Slide

de ww op er

Slide 13 - Slide

ww op -er

Slide 14 - Slide

Herhaling: passé composé 
Wat is de passé composé? 
Hoe maak je de passé composé?

Slide 15 - Slide

Passé composé
J' (ik)
ai
dansé
Tu (jij)
as
dansé
Il/elle/on (hij/zij/wij)
a
dansé
nous (wij)
avons
dansé
Vous (jullie/u)
avez
dansé
Ils/elles (zij)
ont
dansé
Ik heb gedanst.
Verleden tijd: passé composé (G1) 

Slide 16 - Slide

les devoirs
- leer voor de toets van 14 dec! Heb je al een planning hiervoor?
- maak altijd online de oefentoets, dat is een goede voorbereiding

Slide 17 - Slide