present continuous:
a. The water in the kettle is boiling.
b. He is playing football right now.
Vorm: am/are/is werkwoord + -ing
Gebruik: als iets nu bezig is en een tijdje duurt
present simple:
a. Water boils at 100 degrees celsius.
b. He plays football every Saturday.
Vorm: hele werkwoord; bij he/she/it hele werkwoord + s
Gebruik: bij feiten en gewoontes